Band. Jaargang 13(1954)– [tijdschrift] Band– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De Herders in de Bergen Altijd, op roekloze klim naar de toppen, De zoom der oneindigheid naadrend, - bomen Wanklend, in chaos van sterven dooreen, heb ik Blijde begroet hen, De Sennen, die stil en trouw en verzwegen Op 'n tedergroen medaillon in de rotsen Hun duldzame dieren helpen en hoeden, (O, kleine weide...) Met gebaren van hèr, geprent in de aether, De geur van wildernis óm zich en 't waaien Der ruimten en slapend het aangezicht Onder de sterren! Broeders van hen, die bij Ephrata waakten Die nacht van de Engel, - bij U te toeven Een dag of dagen of enkel een uur is Innige laafnis Wie smacht in het zand van tijd en ontbinding! Hier is armoe een koningschap, heldere Aanvang, gebaar nog een daad, elk woord weer Telkens een wonder. Vrijheid der almen vaarwel! ach, tot weerzien Vluchtoord, heilig voor kort, maar nooit een woonplaats Den bitter-verloorne, dalend naar onheil,.. Nooit ofte nimmer... Nachten nadien, dat ik droom van hun vuren, Wees mij gezegend, flakkerlicht der verwachting, Droom onverwelkbaar, o, waarheid mijns levens Eens en voor immer! Willem Enzinck Vorige Volgende