Band. Jaargang 13
(1954)– [tijdschrift] Band– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Visies op Kerstmis en Driekoningen in voorbije EeuwenTUSSEN de Dies Natalis, de geboortedag van Jezus en Epiphania, het feest van Driekoningen bestaat sinds eeuwen een innig verband. Men mag in het bezoek van de Drie Wijzen een manifestatie zien van machtigen en intellectuelen dezer aarde, doch tevens van zoekers naar de Waarheid, naar de Onbekende God, tot wiens eer, al vóór Sint Paulus van Tarsus, in Athene een Tempel was opgericht. Het onuitsprekelijk geluk, dat de uitverkoren Moedermaagd ten deel viel, toen Zij haar Zoon ter wereld bracht, laat zich door ons, stervelingen niet bevroeden noch benaderen. Negen maanden lang had Maria het onvergelijkelijk genot en de vreugde gesmaakt de vrucht des Geestes in zich te kunnen koesteren. In Bethlehem, waar de koninklijke familie van David nog afstammelingen kende, was Jesse's spruit ter wereld gekomen als Verlosser van de wereld. Onder kommervolle omstandigheden, in een allertreurigste huisvesting was dit geschied, zodat het medelijden van voedstervader Jozef en dat der schepers alleszins gerechtvaardigd was. Doch indien daaraan al uiting zou gegeven zijn, zo is toch alleszins aanvaardbaar, dat hymnische muziek van engelenkoren elke klacht overstemd heeft. In hoever de os en ezel, lammetjes en schapen dissonanten hebben toegevoegd aan de nachtelijke symphonie laat zich hoogstens denken. De harmonie der sferen heeft op haar beurt bijgedragen tot een overflonkering der taferelen, die in grot of stal die nacht zich hebben afgespeeld. Is het niet de middeleeuwse ziener en zegger, de heilige Bernardus van Clarendale (dezelfde die in 1147 van Aken naar Maastricht tijgt om de kruistocht te prediken), die in zijn eerste kerstsermoen vraagt en antwoordt: ‘Wat doet ge, o Magiërs? Wat doet ge? | |
[pagina 57]
| |
Wat doet ge? Waarom offert ge Hem goud? Is Hij dan een Laat de schitterende ster van de Drie Astrologen in vreemde landen de aandacht getrokken hebben, niet minder moet het fonkelend firmament mens en dier, heel de natuur met bewondering vervuld hebben in de zalige kerstnacht. Waarom zou de kosmos niet op uitzonderlijke wijze uiting gegeven hebben aan een innig mee-leven met de geboorte van God, de Schepper van 't heelal? Men kan slechts gissen naar de reacties van de dorpelingen, herdersvrouwen en vroed-vrouwen, waarover de legenden aldoor opnieuw verhalen. Onomstotelijk staat het feit vast, dat de viervorst van Galilea, de gehate bezetter Herodes, vreselijk ontstelde, toen men hem vertelde, dat er een nieuwe Koning ter wereld was gekomen. Heeft op datzelfde ogenblik een demonische gedachte in zijn brein vorm gekregen en is direct het plan gerijpt, om de massamoord te laten plegen op zovele kindertjes die nog geen twee jaar oud waren?
De voorvallen in de Christus-nacht zijn van een andere emotie, van een verfijnder ontroering door hun liefelijkheid van de ontloken Bloem en de van geluk stralende Maria, dan de aangrijpende gebeurtenissen te Jerusalem in de nacht van Witte Donderdag op Goede Vrijdag. Heel de entourage van de bezorgde voedstervader Jozef, musicerende engelen, knielende herders met ruige baarden en grove werkhanden, mekkerende schaapjes en anderszins, is slechts ornament bij dat pièce-de-résistance: Jesuske en 't Maagdelijn. Wanneer na bijna twintig eeuwen, in een periode die wars is van nieuw leven, die de ongeboren vrucht meedogenloos vermoordt of in de kiem versmoort; wanneer in deze aera bij gelovige en niet-christelijke kunstenaars belangstelling bestaat voor bovengeschetste feiten - hoeveel te meer en te sterker moet die interesse dan wel geweest zijn in de vroege middeleeuwen, toen het contact tussen hemel en aarde zoveel hechter, ja, springlevend was! Altijd weer opnieuw hebben artiesten kunnen putten uit de heldere wellen, door Lukas, de evangelist (II, 4-21) en Mathheus (II, 1-13) geopend in hun schildering van het onbegrijpelijk mysterie: de komst van de God-mens. Het kan geen verwondering baren, dat simpelen van geest in de eerste eeuwen gefantaseerd hebben omtrent de stal of spelonk van Bethlehem, mitsgaders, voorafgegane tekenen en nadien gevolgde ‘fata’ en ‘data’. In de apocriefe boekstaving is iets van de legendarische schildering vastgelegd. Het zogenaamde voor-evangelie van Jakobus is vermoedelijk de oudste | |
[pagina 58]
| |
ver-beelding over Maria, het lieve dochtertje van Joachim en Anna, tot aan de gruwelijke slachting onder de Onnozele jongetjes (2e eeuw na Christus). Ongeveer 400 stelt men een verhaal op over Jozef de Timmerman. Waarschijnlijk heeft dit een onbekende in Noord-Egypte vroom verzonnen. In de ‘Spelunca Thesaurorum’ krijgen we misschien voor 't eerst te horen over de Drie Wijzen, welk verhaal in Syrië en de Levant de meeste bekendheid heeft genoten. Met modulaties en variaties zijn de oorspronkelijke verhalen mondeling en schriftelijk van geslacht op geslacht over-verteld en door-gegeven: naar Griekenland, Italië, de Donaulanden, het Iberisch schiereiland, naar West-Europa, tot in Engeland en Ierland toe. Bewijzen voor dit laatste treft men aan bij de Eerbiedwaardige Beda (eind 7e, begin 8e eeuw) en bij de monnik Walafried Strabo (9e eeuw), de vermaarde abt van het Zwitsers klooster Reichenau. Waarheid en verdichting krijgen een speciaal aspect als Franciscus van Assisië in een stal ter wereld wordt gebracht. Hoe zal hij naderhand, in 1223, in het bos van Greccio, de kerstviering in een hoger licht plaatsen en via zijn expansieve Orde de herdenking van de Nativitas Christi onweerstaanbaar propageren! De ‘Meditationes Vitae Christi’ geboren tot de Franciscaanse vruchten van de dertiende eeuw. In diezelfde tijd ontstaat het invloedrijke werk ‘Speculum Historiale’ door Vincent van Beauvais, dat in 't zuidnederlands door Jacob van Maerlant als ‘Spieghel Historiael’ vertaald wordt. Aan de talloze vertellingen met betrekking tot Bethlehem en Nazareth, Egypte en Jeruzalem wordt een wereldvermaardheid verleend door de Guldene Legende, Jacob a Voragine's ‘Legenda aurea’. Deze Dominikaan (ordegenoot van Thomas Aquino), aartsbisschop van Genua heeft zijn werk geconcipieerd in de tweede helft der dertiende eeuw. Talloos zijn de afschriften en vanaf ± 1450 de drukken, benevens vertalingen, waarin Jezus' geboorte c.a. wordt afgeschilderd.
In het Rijnland ontspruit niet zo ver van Keulen (gezegende plek, waar de relieken der Driekoningen sinds de 12de eeuw berusten) de zoetreukige cyclus (in 46 capita): ‘Historia Trium Regum’, de geschiedenis van de Drie Koningen, vrucht van een Carmeliet, Joannes van Hildesheim (overleden 5 Mei 1375). In ons taalgebied verschijnt alras een bewerking ‘Historie van de heilige drie ConinghenGa naar voetnoot(1)’. De middeleeuwen door hebben opvoeringen plaatsgevonden, in en buiten kerken, van driekoningenspelenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 59]
| |
Mogelijk heeft het nabijgelegen Bilzen ± 1100 zo'n spel in de vrouwenabdij zien spelen met vocale en instrumentale muziekGa naar voetnoot(3). Hetzelfde mag men veronderstellen van de Onze Lieve Vrouwenkerk te Maastricht, dat wellicht in de 11de, zeker in de 12de eeuw een Paasspel-opmuziekGa naar voetnoot(4) ten tonele heeft gevoerd. Dat daarnaast een liturgisch kerstspel heeft bestaan is haast aan geen twijfel onderhevig. Later zal men in dit romaans gebouw een draad spannen van het oxaal naar het priesterkoor. Daarlangs wordt een flikkerende ster bewogen, zodra drie vorsten te paard (met gevolg) langs drie ingangen binnenkomen, om de sterre te zien stilstaan boven de krocht, waar een kribbe was aangebracht. 't Valt stelling te betreuren, dat van de kerstopvoeringen in de twee kapittelscholen te Maastricht, in de kloosters van Franciscanen, Dominikanen, Beggaarden en Witte Vrouwen e.a., noch in het 16de eeuws Jezuietencollege in de Bredestraat (± 1575-1773) ook maar één program, tekst of perkamentblad is overgeleverd. Of men hier in de ‘hoge’ middeleeuwen manuscripten gecopiëerd heeft met een inhoud als ‘Vanden Levene Ons HerenGa naar voetnoot(5)’ is niet met zekerheid te zeggen.
De plastiek heeft de kerstgebeurtenis en het driekoningenbezoek geconserveerd. Al bezitten we in de Nederlanden geen muurschildering of mozaiek als Italië met betrekking tot het Jezuskind, de edelsmeedkunst in ons Maasland, alsook de sculptuur van ivoorsnijder en geelgieter en brons-artiest toont onweerlegbaar aan, èn dat onze middeleeuwse voorzaten begenadigde werkers waren, én dat zij uit hun religie inspiratie hebben geput. Het is een dynamische voorstelling van de kerstnacht die de Dom van Aken uit de 12de eeuw bewaart. Het beeldhouwwerk in elpenbeen toont ons een liggende Maria met geheven handen, geflankeerd door een zittende Jozef, het hoofd door de linkerhand gestut. Twee engelen verkondigen aan een paar verbaasde herders het heilige nieuws, waar zelfs de dieren naar lijken te luisteren. Of dit kunststuk uit een plaatselijke of Maaslandse school is gesproten? We kunnen fier zijn op de 12de eeuwse bouwers van reliekschrijnen en doopvonten, die aan het Jezuskind c.a. recht laten wedervaren. En de gebroeders van Limburg zijn we dankbaar, dat ze in het getijdenboek voor de Hertog van Berry door hun onvolprezen miniaturen kerstmis vereeuwigd hebben. Onder de Maaslandse kerkportalen van Maastricht, Tongeren, Dinant en Hoei neemt het laatste (in de Lieve Vrouwenkerk) een opvallende plaats | |
[pagina 60]
| |
in. Een tympaan, dat in zijn wezenlijke bestanddelen ongeschonden is gebleven, behelst een reeks plastische voorstellingen, waarvan ons hier en nu een soort tryptiek geconserveerd is. Dank zij Marguerite Devigne beschikken we over een nauwkeurige, archaeologisch verantwoorde beschrijving van ‘Le Bethléem à Notre-Dame de Huy’ (Bruxelles, 1922). De drie scènes hebben betrekking op de kindsheid van Jezus, n.l. de geboorte en de boodschap aan herders van Bethlehem, de aanbidding door de drie koningen en de moord op de Onnozele Kinderen. Het beeldhouwwerk dateert uit het laatste kwart der 14de eeuw en treft door zijn plastiek en dynamiek. Is de uitbeelding van de liggende Maria en toeschouwende Jozef van een statische rust, de offerande door een knielende en twee staande koningen is van een dramatische bewogenheid. Al bezat Maastricht in de 12de eeuw (ten tijde van Henric van Veldeke) een schildersschool met een vermaardheid als die van Keulen, helaas, is ons uit die periode geen stuk bewaard. Van de kapiteelkunstenaar Heimo is ons geen kerstvoorstelling bekend. Jan van Eyck, de grootmeester van de Maasgouw, de zuidelijke Nederlanden, West-Europa zal vermoedelijk gekend hebben de hymne ‘Stabat Mater speciosa’ van Jacopone da Todi (1230-1306). Zou hij nooit bezonnen hebben op de aanvangsregels:
‘Bij de krib stond de verheven
Moeder, met een blij al-geven,
naast haar Kind in 't schamel stro.
En doorheen haar vreugdedronken,
gans in warm gebed verzonken
ziele zong een jubel vro...’Ga naar voetnoot(6)
Jef Notermans |
|