Band. Jaargang 13(1954)– [tijdschrift] Band– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] De herders God koos de slechtste dag van 't jaar Om ons Zijn Zoon te zenden, De sterren waren nauwelijks Zichtbaar waar wij ons wendden. Het brood was op, de kudden graasden Op zand- en dennen-gras. Vermetel was 't te denken aan het Van ouds beloofde land. Tot plots een Engelen-stem ons wekte En wij verschrikt de weg Insloegen naar verlichte verte Laag boven Bethlehem. Geen plant, geen boom, geen bloem hier groeide... Wij hadden medelij Met de Goddelijke Roos die bloeide Op deze barre hei. Hoe konden wij nog denken aan Het zelf gewilde zeer? Werd God's Zoon niet geboren aan De zelfkant van ons leed? Geen vreugd was ooit zo diep, of klaarder Dan dit geluk, zo laat Beseft, terwijl w' eerbiedig staarden Naar de zuiverende klaart'... De klaart' die om Hem was en om Zijn Moeder, os en ezel; De voedstervader stond er bij, stom, Als wij verbauwereerd. Niet één onzer schapen verdwaalde, De vuren bleven aan, In de troostloze hemel straalde De ster van 't Nieuwe Jaar! A.K. Rottiers. Vorige Volgende