Band. Jaargang 13
(1954)– [tijdschrift] Band– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
KerstverhalenMEER dan bij het begin van het boekenseizoen, dat bij ons met een nog steeds te weinig bekende en gewaardeerde boekenweek wordt ingezet, voelen wij omtrent Kerstmis ons een leeshonger bekruipen, welke ons telkens weer de vraag doet stellen: wat zullen wij lezen? Weinigen onder ons kunnen op hun geweten verklaren, dat zij die vraag niet meer voelen opkomen, dat zij zo voor de hand weten wat ze zullen lezen, wat voor hen van belang is en wat niet. Weinigen onder ons beschikken over de nodige vrije tijd om zowat alles te lezen wat er aan belangrijks voor ons op de markt wordt gebracht, en zodoende kunnen de minsten onder ons een overzicht krijgen van de lectuur-schat waaruit zij kunnen putten om in hun vrije tijd niet slechts te kunnen lezen, maar het goede, het aangename, het prettige, het gepaste boek te kunnen lezen. Een boekhandelaar die zijn vak door en door kent, kan in vele gevallen de lezer op zoek naar zijn lectuur, op het goede spoor brengen. Het is de taak van de culturele pers het volk voor te lichten en de boekhandelaar zijn taak te verlichten. De boekhandelszaak is geen voorlichtingskantoor. In de goede persorganen zullen wij dus die voorlichting vinden, ook de radio sluit zich hierbij aan. Dit praatje dan wordt geen bespreking, maar een overschouwen van het literaire landschap waarin het Kerstverhaal gedijt. Eerst en vooral: wat verstaan wij door Kerstverhaal? Wanneer het gebruik nog algemeen in voege was, dat op Kerstavond door een lid van de familie werd verteld, zou men deze vraag niet moeten stellen hebben; doch nu dit gebruik nog slechts in enkele bij traditie katholieke families wordt geëerbiedigd, ontgaat aan velen de oorspronkelijke betekenis van het Kerstverhaal. Het Kerstverhaal is het verhaal dat op Kerstavond werd en wordt voorgelezen en de geboorte van de Zaligmaker Jezus Christus, vroeger steeds, en nu meestal nog, als thema heeft. Dit simpele verhaal van bij de haard werd bij mijn weten slechts zelden door de literaire kunstenaar als inspiratie-bron gebruikt. Hoe schoon reeds op zichzelf, de kunstenaar kon bij het schrijven ervan zijn fantasie weinig of niet laten werken. En hij verkoos - in tegenstelling met de anonieme vertellers - het oude Kerstgebeuren aan zijn opvattingen aan te passen, of het aan te passen aan het milieu of aan de tijd. Hij verloor daarbij zelden het stichtelijke element uit het oog, en, alhoewel het zijn hoofddoel was en bleef zijn toehoorders, zijn lezers aangename ontspanning te bezorgen, toch wilde hij in de harten van allen beroep doen op het geweten, vooral in deze tijd van 't jaar, dat zelfs de meest onvermurwbare naturen even nadenken en in hun binnenste de vraag stellen: waarom kan het in | |
[pagina 31]
| |
onze wereld toch niet beter gaan als het nu gaat? Wij zijn toch allemaal mensen van goeden wille, en wij zijn er toch allemaal van overtuigd dat wij elkaar hier op deze aarde moeten liefhebben en niet haten? Wanneer de beroemde Engelse schrijver Charles Dickens zijn over geheel de wereld beroemd geworden boek ‘A Christmas Carol’ schreef en in het licht zond, dan wilde hij, als groot schrijver en romanticus, de mensen misschien wel hoofdzakelijk stichten, hun wijzen op hun geweten. Hij toonde in zijn verhaal aan hoe eigenlijk Kerstmis zou moeten worden gevierd en hoe het in het Engeland van zijn tijd, slechts door de rijken kon gevierd wordenGa naar voetnoot(*) Wanneer Selma Lagerlof haar beroemde ‘Christus-Legenden’ schreef, na haar bezoek aan het Heilig Land, wilde zij ons niet alleen een reeks vertelsels brengen, om onze geest te verlevendigen, of om onze verbeelding te doen werken en ons te laten genieten van haar meesterlijke kunst van vertellen... maar om ons bovendien, zoals haar grootmoeder het voor haar had gedaan, te wijzen op onze plicht om dankbare, liefhebbende, edelmoedige mensen te zijn, in naam van de Heer Jezus Christus, die voor ons op de aarde neerkwam en als een arm borelingske onder ons kwam wonen, om later voor onze verlossing te sterven. Het Kerstverhaal is dus een verhaal dat ons verheft uit de sleur der dagelijkse dingen, dat ons boeit door een schitterende enscenering van het aloude gegeven, dat vooral naar ons hart tast, en van ons weer kinderen maakt... Want ieder kerstverhaal die naam waardig heeft de kracht ons te verrukken, ons te verplaatsen in hogere regionen waar alles goed en schoon is, heerlijk, in de mannelijke betekenis van het woord. Wij denken hierbij vooral aan die eenvoudige en toch zo pakkende vertelling ‘Het Kerstekind’ en ‘De Drie Koningen aan de Kust’ van onze diepmenselijke Vlaamse prozaschrijver Stijn Streuvels, aan het ‘Kindeke Jezus in Vlaanderen’ van de dichter-schrijver Felix Timmermans, aan ‘Van den Os en den Ezel’ van de gesapige, geboren verteller Ernest Claes, en aan zijn voor meer ingewijde lezers ‘Herodes’, aan de Kerstverhalen van de Noordbrabander | |
[pagina 32]
| |
Antoon Coolen, gebundeld in ‘Kerstmis in de Kempen’, aan de meestal niet gebundelde kerstverhalen van onze beste Vlaamse en enkele Noordnederlandse katholieke schrijvers, als Herman de Man zaliger, Anne De Vries, Jozef Simons, Lode Baekelmans, Maurits Roelants, en anderen, die verschenen en verschijnen in onze katholieke geïllustreerde pers, in onze volksalmanakken, in onze Kerstboeken. Al deze kerstverhalen, hebben, niettegenstaande zij geschreven werden door schrijvers, dus door beroepsvertellers, een volkskarakter, en zij behoren tot die groep van kerstverhalen, die in de eerste plaats op onze verbeelding werken. ‘A Christmas Carol’ van Charles Dickens spreekt ook tot onze verbeelding, doch is bovendien een minder of meer gefingeerd historisch relaas, van hoe Kerstmis gevierd werd, in een bepaald land en in een bepaalde tijd. Tot deze soort behoort eveneens het werelberoemde essay verhaal ‘Een blijvende Kerstmis’ van de bij ons minder bekende Engelse schrijver-historicus en essayist Hillaire Belloc, waarin hij voor ons de Kerstmisviering oproept zoals die volgens aloude katholieke traditie in een eeuwenoud herenhuis in het hartje van Groot-Brittannië verloopt. Ons onvolledig overzicht zou zeker aan betekenis verliezen, wanneer wij niet tot slot, een woordje zouden reppen over het kunstverhaal en het sprookje als kerstverhaal. De volksmens zal weinig of geen plezier beleven aan het kunstige kerstverhaal dat de Vlaamse dichter-prozaïst Karel van de Woestijne ons heeft nagelaten, nl. ‘Goddelijke Verbeeldingen’; het is nochtans een literair meesterwerkje. Meer zal hij genieten van de bladzijden uit bijv. ‘Het Geslacht Bjorndal’ van de beroemde IJslandse schrijver Gulbranssen, die de kerstmistijd en de kerstmisviering in het Hoge Noorden beschrijft. Vooral de beschrijving van de tocht naar de Middernachtmis van Dag en de zijnen en de dolle wedrit met de slede van de kapitein uit het eerste deel der trilogie, is groots en spannend. Blijven dan nog te vermelden de sprookjes van Andersen en van talloze andere jongere en oudere schrijvers welke weliswaar geen Kerstverhalen zijn, maar als zodanig kunnen beschouwd worden, omdat zij vooral te genieten zijn vóór en na Kerstmistijd. Op zoek naar Kerstverhalen, hoop ik dat ik er ben in geslaagd om U in het bestek van dit praatje een beetje wegwijzer te hebben gemaakt. Moge U dankbaar de vruchten plukken, die de besten uit ons volk, onze schrijvers, voor U hebben geteeld.
A.K. Rottiers | |
[pagina t.o. 32]
| |
Catechismusles Hendrik De Braeckeleer
Uit ‘Van Van Eyck tot Permeke’ Uitgave Elsevier, Brussel. | |
[pagina t.o. 33]
| |
Vissersvrouw Constant Permeke
Uit ‘Van Van Eyck tot Permeke’ Uitgave Elsevier, Brussel. |
|