Band. Jaargang 13(1954)– [tijdschrift] Band– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De haven Onder het geplisseerde dek der daverende afdaken staat het hout in stapels en liggen kisten log en loom, wijl slepen de dokkers de zakken met haken: kobolden schatten gravend in een neveldoom. De kranen grijpen naar de gouden waren, zwaaien ze torenhoog en spuwen ze in 't ruim der schepen, die, ten einde krachten, moe gevaren te rusten liggen tegen 't koel en kil arduin. Zij denken aan hun vrienden in de droge dokken, die hospitalen voor drijvende lijven van staal, die op hun tochten onheil vonden of leden aan een kwaal. Tot weer de scheepsfluit giert door al die hokken waar stukgoed gestouwd ligt, baal op baal. De zee lokt weer met onweerstaanbare tovertaal. Fred Walewijn. [pagina t.o. 440] [p. t.o. 440] De eerste ‘Elisabethville’, paketboot van de C.M.B. getorpedeerd in 1917. Een ville-boat van de C.M.B. [pagina t.o. 441] [p. t.o. 441] Passagiershut op de ‘Lubumbashi’, jongste aanwinst van de C.M.B. vloot. Vorige Volgende