Na maanden praktijk, zetten de jonge matrozen zich op de banken van de ‘Kigoma’ neer. Zij leren er de wetgeving betreffende het varen, kaartlezen, de betekenis van de geheimzinnige tekens der bakening, de wegcode, het stouwen en het ijken, kortom alwat een volmaakte matroos moet kennen.
Zo verlopen zes maanden; dan verschijnen de leerlingen voor de Inspectie van de Vaartdiensten voor een officieel examen dat hen het vaarbrevet voor aken onder de 450 T. zal doen toekennen.
Na andermaal een jaar op het water, komen de candidaat-bootsmannen terug naar de school, om zich voor te bereiden op een nieuwe proef, waardoor hen aken van alle tonages zullen worden toevertrouwd.
Later tenslotte, ontvangen de meest bekwame bootslui, na een laatste examen, het piloot-brevet. Voortaan mogen zij zelfs vaartuigen met mechanische aandrijving besturen.
De school vormt eveneens kongolese mekaniekers, die zich thuis zullen voelen in stoommachines en Diesel-motoren. Men leert hen het materiaal kontroleren, onderhouden en herstellen. Hun taak is niet minder nuttig, dan die der piloten.
Sommige kapiteins uit de honderden bootsmannen en piloten, die de school verlieten sinds haar stichting, hebben zich onderscheiden en ‘enige meester aan boord naast God’ voeren zij het bevel over slepers van 400 en 500 T. Samen zijn zij, bootslui, piloten en mekaniekers, verantwoordelijk voor tientallen schepen, die ettelijke duizenden tonnen en een indrukwekkend bedrag millioenen franks vertegenwoordigen.
Twee meeuwen scheren ons in trage vlucht voorbij. Het zijn de enige vogels die we op gans onze wandeling hebben gezien. Ze verkennen het water tot bij de disparate vloot van de Yacht Club, bestaande uit soms eigenaardige scheepjes en gaande van de geëvolueerde prauw voorzien van een motor, tot het bevallige en gerieflijke yacht. Daarna volgt er nog een paaldorp, een schilderachtig hoekje met enkel hutten op boomtronken en bamboestammen gebouwd. Onder de hutten golven in licht geklots tegen het water, de vissersprauwen heen en weer.
En zo men de stroom nog een twintig kilometer verder zou opvaren, zou men Kimpoko bereiken. Men denkt er aan daar een voorhaven op te richten om Leopoldstad te ontlasten.
Het wordt echter tijd om terug te keren. Ons bootje, door een Kongolese matroos bestuurd, maakt een draaiende beweging. Nauwelijks het enge rak uitgevaren, tekent het een brede boog in het midden van de stroom die de Kongolese hoofdstad als 't ware heeft gebaard.
Etienne Ugeux