vertrokken op 12 Juni 1891, bereiken de missionarissen Zanzibar op 30 Juni. Te Bagamoyo worden zij opnieuw opgehouden door het gebrek aan dragers; tenslotte komen ze toch, op 16 November, te Tabora aan, wachten er twee maand op zoekgeraakt reisgoed, vertrekken op 21 Januari 1892 naar het Tanganyika-meer en bereiken op 14 Februari Karema. Hier steken de zeven missionarissen die voor het Belgisch vicariaat bestemd waren het meer over en stelt Pater Dupont zich ter beschikking van Mgr Lechaptois, apostolisch vicaris voor Brits Tanganyika.
Thans begint het epos dat de grondslag van de roman van Harry Vencken geworden is. Na een verblijf te Karema, sticht Pater Dupont in 1894 de missie van Ufipa. In 1895 wordt hij aan het hoofd gesteld van de missie van Nyassa en bezoekt hij Ubemba. Hij slaagt er in het vertrouwen van de beruchte Babemba-rovers te winnen. Rover met de rovers, krijgt hij het gedaan om door de Mwamba van Ituna, Mabanga Kipoya, tot erfgenaam aangeduid te worden. In 1896 wordt de missie van Nyassa tot vicariaat verheven, met Pater Dupont aan het hoofd. In Februari 1897 wordt hij apostolisch vicaris benoemd en op 15 Augustus te Kayambi door Mgr Lechaptois tot bisschop van Thibar gewijd.
Op 24 October 1898 valt de kroon van Mwamba Mabanga hem ten deel. Hij neemt ze aan, met inachtname van het gewoonterecht waaruit hij echter barbaarse brutaliteiten tracht te weren. Hij is dus tevens rovershoofdman en bisschop! Ondertussen onderhandelt hij met de Britse overheid en stelt hij het gebied onder haar bescherming. Op 26 October draagt hij met de goedkeuring van de hoofden van Ituna de kroon over aan de mubemba Kanyanta.
Op 16 October 1899 keert Mgr Dupont om gezondheidsredenen naar Frankrijk terug, zoekt tevergeefs zijn genezing in de kuurwateren van zijn land en biedt tenslotte zijn ontslag aan, dat echter afgewezen wordt. Op 30 April 1904 is hij in zijn vicariaat terug en zal er zijn werk voortzetten tot 18 October 1910. Op 5 September 1911 verlaat hij voorgoed Nyassa.
Mgr Dupont vestigt zich eerst in het seminarie van Binson (Marne) en van 1914 tot 1917 is hij pastoor in zijn geboortedorp Gesté. Na de wapenstilstand trekt hij zich terug op het Tunesische landbouwgoed Tibar, dat door zijn confraters uitgebaat wordt te midden der puinen van de oude noordafrikaanse bisschoppelijke stad waarvan hij titularis is. Hij tuiniert er rustig tot zijn dood, op 19 Maart 1930.
Uit dit bewogen en rijkgeschakeerde leven heeft Harry Vencken een episode gelicht: het verblijf bij de Babemba en de kroning tot opperhoofd van de beruchte roverstam, waardoor hij tevens de Babemba weet te behoeden voor de ‘rode verschrikking’, de vreselijke afslachting die de klan der krokodillen, de Beni Nganda, die de dynastie van het land vormt, volgens