Band. Jaargang 13(1954)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 338] [p. 338] Celestae Paludes Het eerste vers groeit op de heide als wij de tijd verdromen bij de kruiden onder de hemel die de ganzen drijft. Toen blies de Noorderwind mij naar het Zuiden, over de zeeën en de keerkring heen. Waren de vennen en de liefste schemeringen niet ruim genoeg voor al mijn kwaad, het tweede vers bekent die hoogmoed doch loochent het verdriet dat in het bruine water staat: een bloemloos kruid, een zwam die houdt van Evenaarsmoeras en riekend rottend hout. Wij kennen niet de dwaze spijt. Slechts als 't in Vlaanderen donker rond de vennen wordt, droomt daar een meisje van een groot moeras met bloemen - en zij schreit. Ward Lernout Ingende Vorige Volgende