kinderen van het eerste leerjaar. Ook hier een overvloedige illustratie en een grote drukletter. Vier boekjes die wij warm aanbevelen.
Voor kinderen van tien jaar en ouder, lazen wij een pareltje van een kinderboek van de bekende jeugd-auteur Leonard Roggeveen ‘De Krant van Kees van Dam’, het verhaal van een jongen die zelf een krant gaat maken en inmiddels voelt dat hij later journalist wil worden. In diezelfde Van Goor's Zilverserie lazen wij dan achtereenvolgens ‘Het geheim van de Oude Poort’ door Bart Schouwink, het verhaal van jongens die al spelende een belangrijke historische vondst doen; ‘Van Strandrover tot Redder’ van de hand van H. Th. de Booy, of hoe een jongen zich als redder verdienstelijk kan maken; en een fantastisch verhaal van C.E. Pothast Gimberg ‘Het Kabinet van Moeder Geertrui’. Dezelfde opmerking hier als daarstraks: de Hollandse namen zijn onze jeugd vreemd; maar, dat mag hen niet afschrikken, integendeel, het moge hen leren, dat andere kinderen in andere landen andere namen hebben dan bij ons; zoals ook wel zal blijken dat andere landen ook andere gewoonten hebben.
Spel en avontuur rondom het cirkusleven biedt steeds aangename lectuur voor onze jongens en meisjes. Een heel boek vol er van is ‘Het Cirkus van Dr. Dolittle’ van Hugh Lofting, in het Nederlands bewerkt door G.W. Elberts, die tevens voor passende illustratie zorgde. ‘Piraten in de Isefjord’ van E. Bertelsen is iets voor jongens die van varen houden; andermaal is Leonard Roggeveen op zijn best in ‘Op stap met meneer Doncker’, een schilder, die op stap gaat door het land met een draai-orgeltje! (Jammer dat dit boek toch wat te Hollands is). Jongens die geboeid worden door verhalen over roodhuiden (wie niet?) vinden hun gading in ‘De club van 4 en 5’ door Frits van Vlijmen. De roodhuiden in kwestie zijn onze eigen jongens!
Er is ook een ‘Gulden Sporen’ serie in het fonds van de Nederlandsche Boekhandel voorzien, waarin verschenen, voor jongens en meisjes van 10 tot 16 jaar: ‘De Leeuw van Vlaanderen’, ‘De Drie Musketiers’, ‘Koning Arthur en zijn Ridders’, ‘De laatste der Mohikanen’, ‘De laatste dagen van Pompeji’ e.a., klassieke verhalen opnieuw aan de jeugd verteld; een uitgave die te waarderen is. En vooraleer dan nog enkele specifiek meisjesboeken voor te stellen, noem ik als een zéér fijne uitgave ‘In het Witte Land’ door Herman Steylen, bestemd voor tenminste twaalfjarigen. ‘In het Witte Land’ is de geschiedenis van een rendier (Halfgewei), van een tovenaar (Sigdloo) verblind door het kwaad, die later berouw heeft, en van Ukujak, door Sigdloo ten onrechte als moordenaar aangeduid van eén der leden van de stam. Spannend, ontroerend, leerrijk!
Nelly Schellekens schreef voor de oudere meisjes: ‘Aan het Kruispunt’, het verhaal van vier vriendinnetjes, die elkaar op de kostschool leren kennen, die met elkaar tot volwassen juffrouwen opgroeien, behalve ene. Een fris boek dat hier en daar soms conventioneel in schrijfwijze is. Vlotter van stijl is Leni Baris boek ‘Zon en Schaduw rond het Kindertehuis’, met platen door Annelies Kuiper, waarin verteld wordt over liefde en leed in een Kindertehuis,