zijn, die op het voorplan treden. Dit leidt wel eens tot de verkeerde conclusie dat een geestelijke ondergrond in onze kunst ontbreekt, meer nog, dat het bijna uitsluitend kunstenaars zijn die van elke intellectuele standing verschoond blijken, die bij ons voorop worden geplaatst. Een vaststelling die al minder en minder met voorbeelden te bewijzen is.
Trouwens, ons bepalend bij Jack Godderis moet het opvallen dat deze kunstenaar voldoende intellectuele bagage bezit, doch zich nimmer laat verleiden er een cerebrale uitstalling in zijn kunst van te bieden, hij verloochent de traditionele verdiensten van de landaard niet maar voegt er op frisse wijze zijn aandeel bij.
Geboren te Pernath (Engeland) in 1916, kwam deze afstammeling van West-Vlaamse ouders zich te Antwerpen vestigen, waar hij zijn volledige middelbare studies voltooide. Vroeg reeds kreeg hij gelegenheid verschillende landen te bezoeken o.a. in 1934 Zuid-Amerika, in 1936 Egypte, Syrië, Turkije, Noord-Afrika, Spanje, Frankrijk, en het jaar daarop Mexico. Inmiddels had Jack Godderis de kunstenaarsloopbaan gekozen en werd een gunstig opgemerkt leerling aan de Kon. Academie en achteraf aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten der Scheldestad.
Het gebrek aan een uitgebreide lijst van prijzen werd achteraf door officiële toekenning van reisbeurzen vereffend, zodat Godderis in Zuid-Frankrijk en Spanje volop zijn impulsief en fris palet kon laten woelen in landschappen en figuren.
Evenals bij velen van zijn generatiegenoten oefenden de expressionisten een grote aantrekkingskracht op de jonge schilder uit. Deze in-Vlaamse kunststijl vormde trouwens voor de meeste debutanten een ideale kiemplaats, en het getuigt alleen maar voor de waarde van hen, die er de eigen elementen wisten aan toe te voegen of die er hun definitief vertrekpunt konden vinden.
Dat Jack Godderis tot de uitzonderlijken behoort om de Vlaamse eigenschappen voor geen gemakkelijk succes prijs te geven, bleek toen hij - het feit dateert inmiddels reeds van enkele jaren terug - zijn ontslag gaf bij de ‘Jeune Peinture Belge’, omdat de aangesloten schilders tezeer verkleefd bleken aan modernistische strekkingen van het buitenland. Een houding die toen gunstig het driemanschap van Peire, Slabbinck en Godderis aftekende, want het waren zij die eensgezind tot deze stap besloten.
De ware integriteit van Godderis is steeds zijn apart coloriet geweest. Een coloriet dat zich meer en meer zou zuiveren van schelle effecten om in zijn huidig werk tot een puur en gelouterd klimaat te worden opgevoerd. Het is in de kleur dat bij Jack Godderis veelal de magische formule van zijn persoonlijkheid schuilt, terwijl in een geaccentueerde somberheid het instinct van deze schilder geborgen ligt, een somberheid die door een helder vlak, een ophalende contour zijn juiste diepte krijgt. Waar Godderis in verschillende doeken die grauwe en zware gamma's behoudt, treedt ook zijn eigen wijze van werken naar voor door het breken van alle eentonigheid met deze forse contrasten, die toch geen openingen in het schilderij verwekken.