deken van de Brugse slagers weet wat zijn stadgenoten aan ontberingen geleden hebben onder de kwalijk riekende Franse lelie.
Niet alleen de burgers, ridders en priesters zien de jonge Trichtenaar gaarne. Al wat Brugse vrouw en maagd was slaat bewonderend het oog op de ideale figuur. Een held noemen ze hem, al is hij nog zo jong. Uit het Maasland is hij opgetrokken om de banden en boeien te breken. Ongelooflijk lijkt het:
dat hun dit kint kwam van oost
te helpen teghen Vranckrike.
Heeft hij de schonen en de sterken in Trichter tongval toegesproken? Of als Jacob van Maerlant in een beschaafd Zuidnederlands, dat verstaanbaar was tussen Duinkerke en Doenrade, tussen Robeke en Roermond? Doch niet alleen zijn uiterlijk en zijn welsprekendheid fascineren.
Is deze schone jongeling niet begaafd met geheime krachten? Kan hij niet lezen in de wirwar van sterren die trillen en verschieten?
Wie der Brugse upperten heeft zich in Guliks speciale attenties verheugt? Is hij de levenslustige bohémien geweest, die het geld onbeperkt liet rollen en het goede dezer aarde met volle teugen heeft genoten? Vast staat dat er bekoring van hem is uitgegaan, ook op de weifelaars die niet wisten of ze de bezetter, de koning van Frankrijk moesten aanhangen, of trouw aan eigen volk en beschaving blijven?
De franse Belial (de qualificatie is van paus Bonifacius zelf), rijkskanselier Pierre Flote, weet aanvankelijk aan de macht van Willem van Gulik te knibbelen, en in Mei 1302 Brugge te doen capituleren, dank zij de legermacht van landvoogd Châtillon.
In de nacht van 17 op 18 Mei vinden in de bezette stad de bloedige Brugse metten plaats, die de Fransen op 120 doden en 'n honderdtal krijgsgevangenen komt te staan.
Willem van Gulik en Pieter de Coninck worden met vreugde ingehaald. Er is bij de liebaards slechts één keuze: goed en bloed veil hebben ‘omme die defense vanden lande’. Breedvoeriger is de formulering: ‘omme te ghecrigene haren rechten landshere ende omme die vriheden vander vorseider stede ende van alden lande van Vlaenderen te behoudene’.
De ruwaard ging weldra zijn eerste slag leveren. Op 31 Mei staat hij voor het kasteel Wijnendale (dat na drie weken zal vallen) en 's anderendaags bij Gitsel. De 2de Juni trekken ze Nieuwpoort binnen, de 5de Hondschote, de 6de Bergen.
Aldoor groeit het leger van Willem van Gulik. Boeren en stedelingen zien in hem de bevrijder. Hij omsingelt de sterkte Kassel, om in Kortrijk met zijn neef de graaf Gwijde de Jonge van Namen, de bevolking in geestdrift te doen ontsteken. Deze voelt zich bemoedigd door de legermacht die o.a. in 'n vierhonderd opvallende tenten is ondergebracht.
De strategische waarde van Kortrijk blijkt al na één oogopslag op 'n stafkaart. De noordzijde vormt de Leie. Aan de Zuid- en Oostkant stroomt de Groeningebeek. De Gentse heirbaan, de wegen van Brugge, Ieperen,