| |
| |
| |
Gouvernementsraad 1954 Uit de Rede van Gouverneur-Generaal Pétillon
Ontspanning
DEZE rede zal, in verglijking met de voorgaande, van een zekere ontspanning getuigen.
Evenals u me voorheen hebt toegelaten mijn angst te kennen te geven over zaken die niet vlotten, moet het mij thans geoorloofd zijn mijn voldoening uit te drukken over die welke beter verlopen. Inderdaad, tot nog toe bestond mijn taak eerder in het toelichten van de onbevredigende toestanden en van die welke dienden veranderd te worden, dan in het uitbrengen van een grondig verslag over onze verwezenlijkingen. Zo ik aldus sommige opvattingen heb gekwetst, sommige gewoonten heb laten varen, dan heb ik het zonder aarzelen gedaan, omdat ik eenvoudig van oordeel was het zo te moeten doen. Ik had er van te voren de bezwaren van gemeten en aanvaard.
Het is met dezelfde oprechtheid dat ik u heden zeggen zal waarom wij verheugd mogen zijn. Niet dat alles volmaakt en af is. Doch ik meen dat vele punten van ons programma van twee en half jaren her bereikt zijn of het weldra zullen zijn en dat het ons thans volstaat onze weg te vervolgen.
| |
Kracht der doctrine
Al is het betrekkelijk gemakkelijk een politiek uit te werken, de tendenzen er van aan te geven, ja zelfs haar te doen aanvaarden, het valt vaak zeer zwaar haar dag aan dag toe te passen. Hiervoor is er, ik verzeker 't u, veel volharding, soms hardnekkigheid, ja zoveel volharding en harnekkigheid nodig dat men, op momenten dat men vermoeid is, wel eens begint te twijfelen of men de goede weg is ingeslagen.
| |
| |
De mensen zijn zó, dat zij vaak en te vlug van opinie veranderen. Wanneer ze, voor enige tijd hun gehechtheid aan persoonlijke interesse laten varend, zich verheffen op het plan van het algemeen belang, begrijpen en verkondigen ze de betrekkelijke belangrijkheid der zaken en het onderling verband dat men daaraan dient te geven. Doch wanneer die zelfde mensen weder in de onverbiddelijke strijd om het leven staan, dan ondergaan ze de ongemakken, beperkingen en nadelen hiervan, beginnen ze met evenveel kracht te protesteren, zich te verdedigen, te veroordelen, als zij enthousiast waren om toe te juichen.
Me moet aanvaarden dat, eenmaal de beginselen vastgelegd en de regelen aangenomen, niets duurzaam noch samenhangend kan worden als elkeen, op ieder ogenblik, alles weer te berde brengt.
Tegen de particuliere en wisselende belangen is er de soms brutale kracht van de doctrine.
Om dwingend te zijn, moet deze echter haar kracht putten in de concrete werkelijkheid, moet ze gesteund zijn op het leven zelf en ten doel hebben aan het algemeen welzijn te voldoen volgens het begrip dat wij er ons van vormen. Vandaar is zij even aanzienlijk als een overreding het is voor een individu, als een statuut het is voor een vereniging en als de wet het is voor allen.
Zij die er de bewakers van zijn moeten haar verdedigen en voor de naleving er van zorgen, ondanks innerlijke tegenzin soms en ten koste van impopulariteit.
| |
Machine onder controle
Een mijner eerste bekommernissen was u te zeggen dat ik vastberaden was mij niet op avontuur te wagen op het gebied der begroting.
Iedereen gaf er zich rekenschap van dat de algemene gang van zaken soms ongeregeld was tijdens de naoorlogse jaren van grote voorspoed en vooral tijdens de zogenaamde Koreaanse periode. De Staat, in de eerste plaats, ging op ernstige wijze alle matigheid uit het oog verliezen. Welnu, het is van het grootste belang dat Kongo - dat men kan vergelijken met een ingewikkelde, zware machine waarvan men het hoogste rendement bekomt wanneer het snel draait - voortdurend onder contrôle blijft van hen die het besturen. En, naar het oordeel van alle verstandige waarnemers, bestond er gevaar dat de motor zou op hol slaan.
Het ging er evenwel niet om - we hebben er toen voldoende op gewezen - brutaal te remmen. Een gecompliceerd mechanisme, waarvan de inertie overigens vervaarlijk is, kan slechts met soepelheid worden gehanteerd. Ons potentieel moest behouden en zelfs opgedreven worden, ondanks het feit dat de wereldconjunctuur aan het dalen was. Terzelfder tijd diende de gang vertraagd om, indien de omstandigheden het vergden, onze lasten te verlichten en ons aan te passen.
| |
| |
Dit is wat we getracht hebben te doen. Ik meen te kunnen zeggen dat we daar, in grote mate reeds, zijn in geslaagd.
| |
Tienjarenplan
Het Tienjarenplan, zoals u weet, werd in 1948 en 1949 voorbereid en van 1950 af in toepassing gebracht. Zij die het hebben opgevat waren geen profeten, maar mannen van de daad, bezield met het voornemen de uitrustingen te coördineren, welke de evolutie van Kongo noodzakelijk had gemaakt. Zij wisten dat hun ramingen, vermits de conjunctuur evolueert, zich daaraan zouden moeten aanpassen.
Aldus waren de kosten der openbare beleggingen aanvankelijk op 25 milliard geraamd en was de Minister van Koloniën genoopt, in achtereenvolgende verklaringen, cijfers van 40 millioen en dan van 60 millioen aan te halen.
Inderdaad, na de aanpassingswerkzaamheden waarmede het Departement en de plaatselijke administratie zich tegelijkertijd hebben beziggehouden, bedroeg het gewijzigde Tienjarenplan zo wat 48 milliard, het programma van het Fonds voor Inlands Welzijn daargelaten.
Want we hebben na vier jaren soms moeilijke ervaring, voldoende overtuiging opgedaan om te weten met welk rhythme en in welke mate we de werken kunnen voortzetten die voor de Kongolese economie een aanwinst zijn en niet een oorzaak van overlading. Het is inderdaad van belang - en dit is onze hoofdbekommernis zoals zij het was voor de opstellers van het plan - in alle zaken het evenwicht te verzekeren: evenwicht tussen de uitrustingskosten en de werkelijke verrijking die er uit voortvloeit, tussen de renderende beleggingen en de uitgaven van sociale aard, tussen de landbouw en de nijverheid, tussen de openbare werken en die van de private sector.
We weten heden ook dat we in de huidige conjunctuur, vier à zes milliard per jaar voor de uitvoering van het plan kunnen beleggen: in die mate is de Staat een kostbare klant; gaat hij verder, dan wordt hij concurrent op de arbeidsmarkt, de markt van dienstverrichtingen en van goederen: gaat hij nog verder, dan is hij het die in de eerste plaats bijdraagt tot de kunstmatige verhoging van de levensduurte door met zijn ganse gewicht op het aanbod te drukken.
| |
State of the nation
Men heeft er in verschillende studiën reeds op gewezen: het jaar 1953 heeft voor de Kongolese economie de waarde van een test.
Het is in de loop van dat dienstjaar dat de inzinking van de prijzen der | |
| |
grondstoffen, waarvoor we vreesden, zich heeft voorgedaan. Zij was gelukkig niet zo ernstig als sommigen het hebben voorspeld.
Het is terzelfdertijd dat, onder normale omstandigheden, de verschillende maatregelen van kracht zijn geweest waarvan we, ter naleving van de hier in 1952 uiteengezette politiek, de toepassing hadden aangekondigd.
Laten we samen vlug nagaan hoe Kongo daarop heeft gereageerd.
Meer uitvoer en minder invoer: onze handelsbalans heeft een batig saldo van twee en een half milliard.
Zo ziet er onze buitenlandse handel uit. Laten we nu nagaan hoe de toestand, in hetzelfde tijdvak, in het binnenland is geëvolueerd.
Het bedrag van de beleggingen van de private sector is, volgens de soms onvolledige cijfers die we voor 1953 bezitten, nagenoeg gelijk aan dat van 1952: de netto-opbrengst van de emissies der vennootschappen (1.658 millioen voor de eerste elf maanden van 1953 tegen 1.568 millioen voor de overeenstemmende periode van 1952), het rhythme der bouwwerken (dat ongeveer hetzelfde is als in 1951), de invoer van uitrustingsgoederen, het zijn er allemaal kentekenen van. Maar alles schijnt er overeenkomstig de wens die ik hier twee jaar geleden heb uitgebracht, op te wijzen dat de beleggingen waartoe men vandaag overgaat, beter doordacht, beter bestudeerd en ook beter gegarandeerd zijn. Trouwens, indien er status-quo is voor de private sector, de openbare beleggingen hebben het ruimschoots gecompenseerd: het totaal der openbare beleggingsuitgaven in 1953 vereffend, bereikt 7 milliard tegen 5 milliard in 1952.
De secundaire nijverheid ontwikkelt zich evenwel op een snelle cadans, zoals hiervan vooral getuigen de industriële complexen te Elisabethstad en te Leopoldstad. Onze textielfabrieken, onze brouwerijen, onze cementfabrieken boeken wezenlijke productieverhogingen en belangrijke capaciteitsuitbreidingen. Het aantal kolonisten is in één jaar tijd gestegen van 6.000 tot 7.000. De Kredietmaatschappij voor Kolonisten heeft leningen toegestaan op een rhythme van tien millioen per maand. De nijverheids-, handels- en landbouwfirma's, ten getale van 11.280, zijn tot 12.744 gestegen; 2.510 nieuwe handelszaken werden geopend, waarvan 877 van autochtonen. De kleine industrie en het ambachtswezen kennen een merkwaardige opbloei, vooral onder de inheemse bevolking der centra, en met het gevolg dat verscheidene artikelen op weg zijn om van onze invoerstatistieken te worden geschrapt, omdat ze ter plaatse worden vervaardigd.
Een ander kenteken van de expansie der binnenlandse markt: het locaal verkeer, op de spoorweg Leopoldstad-Matadi bijvoorbeeld, heeft in 1953 het ongelooflijk cijfer van één millioen ton bereikt tegen 700.000 ton in 1952.
De koopkracht der loontrekkenden is toegenomen, ofschoon de cadans die tijdens de laatste jaren werd geregistreerd, ietwat is vertraagd. Verscheidene plattelandsstreken werden zwaarder dan andere door de daling der prijzen van zekere landbouwproducten getroffen. De fiduciaire circulatie is overigens gestegen van 4.202 millioen tot 4.458 millioen, wat er op wijst | |
| |
dat het inkomen van alle inheemse bevolkingen tezamen stabiel is gebleven: want, ik zeide het u tijdens uw laatste zittijd, de omvang van de fiduciaire circulatie staat in nauw verband met de evolutie van de inkomsten der inheemse bevolking, daar het andere deel van de bevolking eerder girogeld bezigt. Haar deposito's bij de Spaarkas nemen toe. Bovendien heeft de daling van de prijzen van de goederen welke hoofdzakelijk voor de inboorlingen zijn bestemd, hun koopkracht gevaloriseerd.
De toestand van de handel is gesaneerd.
Maar wat bovendien als een onweerlegbaar succes dient beschouwd te worden, is het feit dat we de spiraal van de inflatie volkomen hebben verbroken.
U herinnert zich 1952, toen de binnenlandse prijzen - alle prijzen: die der producten, dienstverrichtingen, bouwwerken - sinds lang aan het stijgen waren en nog voortdurend stegen, terwijl de overeenstemmende wereldprijzen daalden.
Op het tijdstip dat ik de handelaars dringend verzocht hun winsten te normaliseren, de industriëlen hun productiekosten te verlagen, de verbruikers de koopkracht van hun geld te beschermen, bedroeg het indexcijfer van de kosten van levensonderhoud voor de Europeanen 315 punten. Dat was twee jaar geleden. Thans bedraagt het 309 punten. In diezelfde tijd is het indexcijfer voor de inboorlingen van 136 op 129 punten gedaald en de prijzen voor bouwwerken tussen 10 en 20 t.h., volgens de gevallen.
Deze resultaten hebben we al strijdende behaald, in die zin dat, volgens uw wens, een overredingsactie werd op touw gezet tussen de Administratie en de kamers van koophandel. We mogen er ons over verheugen: onze binnenlandse prijzen stemmen thans in het algemeen overeen, behalve in uitzonderlijke gevallen, met die van elders.
Maar het is volstrekt noodzakelijk ze op het huidige peil te handhaven. Wellicht hadden we, met rechtstreekser middelen dan de overreding, nog meer beslissende resultaten bereikt. Tijdens de laatste zittingen van uw Bestendige Deputatie heb ik de conclusies medegedeeld van de onderzoekingen, waarmede de provinciale diensten van de economische zaken zich hebben beziggehouden. Voor sommige artikelen zijn de prijzen nog te hoog gezet. We moeten ons derhalve onvermoeibaar blijven inspannen, wil men een strenge prijzenreglementering vermijden, waarvan ik evengoed als wie ook de ongemakken besef, maar waartoe ik - en ik herhaal het - mijn toevlucht zou moeten nemen indien onze methoden van vandaag, ongevoelig geworden door slijtage, haar doeltreffendheid zouden verliezen.
Ziehier, tenslotte, enkele cijfers over de financiën.
De winsten van de vennootschappen, waarvan de reserves overigens sterk zijn toegenomen, bedragen 6.732 millioen in 1953, terwijl ze 6.774 millioen bedroegen in 1952.
Het indexcijfer van de aandelen der koloniale ondernemingen op de beurzen te Brussel en te Antwerpen bedroeg 464 in Januari 1954 tegen 470 in Januari 1953.
| |
| |
Wat de openbare geldmiddelen betreft, ze zijn voorspoediger dan ooit.
We beschikken over ruime kasmiddelen. Een lening van 60 millioen Zwitserse frank werd zonder enige moeilijkheid geplaatst. De op de Kongolese markt uitgeschreven lening bracht meer dan 2 milliard op.
De reserves aan goud en converteerbare munt die, op 31 December 1952, 7 en een half milliard bedroegen, met een dekkingscoëfficient van 54,50 t.h., bereikten op 31 December 1953, méér dan 10 milliard, dit is een coëfficient van 62,74 t.h., terwijl de wettelijke dekkingscoëfficient slechts 25 t.h. bedraagt. In vergelijking met einde 1951, waren de reserves in Februari 1954 bijna verdrievoudigd.
Wat betreft de begrotingsontvangsten over het dienstjaar 1953, zij bedragen, volgens de op 28 Februari jl. opgemaàkte staat, 8.757 millioen, wat op een vermeerdering wijst van 1.419 millioen in vergelijking met het overeenstemmend getal van vorig jaar en van 868 millioen op het cijfer der begrotingsramingen. Welnu, bij dit bedrag moeten de ontvangsten worden gevoegd, die nog tot in October 1954 zullen ingeschreven worden, datum waarop dit dienstjaar wordt afgesloten. We zijn er bijgevolg zeker van dat onze ontvangsten ook ditmaal onze ramingen aanzienlijk zullen overtreffen.
| |
Economisch malthusianisme?
Ik heb zoëven heel wat cijfers aangehaald.
Ik heb het gedaan opdat zij zelf een antwoord zouden geven aan hen die het Gouvernement er soms van beschuldigen een politiek van economisch malthusianisme te voeren.
In 1953 is de conjunctuur ontegenzeglijk gedaald. Maar het betreft de wereldconjunctuur en, indirect, de Kongolese conjunctuur.
In 1952 had ik u, in het vooruitzicht van deze daling waarvan de voortekenen reeds zichtbaar waren, uitvoerig de redenen uiteengezet die me deden onderstellen dat we in een moeilijke positie zouden komen, als er een crisis mocht ontstaan. Ik heb gewezen op de misbruiken die men diende te bestrijden en de vergissingen die men diende recht te zetten.
Deze politiek werd eensgezind goedgekeurd. En het is slechts later, wanneer sommigen de gevolgen van deze politiek in zekere mate ondervonden, dat zij over malthusianisme zijn gaan praten.
Nochtans was onze actie er slechts op gericht en heeft zij er toe geleid het economisch leven te normaliseren dat op velerlei gebieden ernstig ontredderd was wegens de oorzaken die ik niet verder zal ophalen. Het resultaat van deze actie is samengevat in één zin, die een weerklank is van die van twee jaar geleden: de inflatie en het gevaar voor ernstiger inflatie zijn bezworen.
Voor het overige is de vertraging, die zich in sommige sectoren voordoet, het rechtstreeks gevolg van de, gelukkig beperkte, achteruitgang der conjunctuur die men overal elders constateert.
| |
| |
Immers, ik onderstel, dat bij niemand de gedachte zal opkomen de daling der wereldprijzen van sommige producten aan het Gouvernement toe te schrijven? En indien overigens de binnenlandse prijzen voor goederen, dienstverrichtingen en bouwwerken, normaal geworden zijn, indien het leven, hoe gespannen, ietwat kunstmatig en ongeordend het ook was, wederom gezond is geworden, indien de kostende prijzen lager werden gehouden, indien de Staat het oog houdt op zijn uitgaven en alles in het werk stelt om verkwistingen te vermijden, wie anders kan er zich over beklagen dan enkele geïnteresseerden die speculatie met voorspoed verwarren?
Terzelfder tijd hebben we onze reeds zo milde en zware sociale actie voortgezet, die evenwel nog zó onvolledig is, vergeleken met de noden.
Twee jaar geleden, hebben we de toepassing van sommige remedies - die men heeft goedgekeurd - aanbevolen tegen de kwalen waarvan men erkende dat ze spoedig zouden te voorschijn komen. Ik wens eenvoudig dat men deze remedies thans niet zou bestempelen als de oorzaak van de kwalen die, ofschoon niet zo ernstig als men aanvankelijk vreesde, plots zijn voorgekomen.
Ik weet wat men me tegenwerpen zal: ‘De remedies, die overmatig worden toegepast, veregeren vaak de kwaal’.
Ik antwoord hierop dat niemand ooit het inzicht heeft gekoesterd zich in die zin aan de minste overmaat te vergrijpen, dat men, daar de remedies in het algemeen onaangenaam zijn, gauw geneigd is ze onverdraaglijk te vinden en dat overigens het hoofdthema van deze rede is, uiteen te zetten dat we het ogenblik gekomen achten om de toediening der geneesmiddelen te lenigen.
| |
Administratieve hervorming
Ik zal u toevertrouwen dat ik me er sinds lang bewust van ben dat het voor iedereen vermoeiend is geworden over decentralisatie en administratieve hervormingen te horen praten. Sommigen hebben al te haastig geschreven ‘dat zij er horen over praten en niets tot stand zien komen’.
Ik kan u vanavond geruststellen: ik zal er niet meer over spreken, omdat we tenslotte het stadium der openbare en particuliere, schriftelijke en mondelinge vermaningen voorbij zijn en het stadium der daden hebben bereikt.
Op een zeker ogenblik waren we van mening dat we niet in staat zouden zijn alléen de zaak tot een goed einde te brengen. Daarom hebben we beroep gedaan op een groep organisatie-adviseurs. Vorig jaar op hetzelfde tijdstip deelde ik u mede dat zij ter plaatse waren en hun werkzaamheden hadden aangevat. Sindsdien en tijdens maandenlange onderzoekingen op alle trappen van het Bestuur, vanaf de gedetacheerde posten in de gewesten tot het Gouvernement-Generaal, hebben ze hun taak voortgezet en volbracht.
Hun verslagen werden in hun tegenwoordigheid en in die der directeurs-
| |
[pagina t.o. 256]
[p. t.o. 256] | |
Parijs Frans Dille
| |
[pagina t.o. 257]
[p. t.o. 257] | |
Dood en Leven (droge naald) Frans Dille
| |
| |
generaal en diensthoofden, op scherpe wijze gecritiseerd in de Commissie voor Administratieve Reorganisatie. Sedert hun vertrek komt deze Commissie geregeld bijeen en, onder de dynamische en overtuigde impuls van de heer Vice-Gouverneur-Generaal Cornelis, zet zij in feiten en teksten de aangewezen hervormingen om.
En ik kan u zeggen dat deze hervormingen heden als rijpe vruchten in onze korf vallen.
| |
Provinciale begrotingen
Ik zal hier niet herhalen dat het voornemen tot het invoeren van provinciale begrotingen reeds zeer lang gekoesterd wordt; dat het herhaaldelijk en bij verschillende gelegenheden te voorschijn is gekomen, doch dat deze hervorming feitelijk nimmer werd gerealiseerd, ondanks de volharding waarmede de voorstanders er zó lang hebben op gewezen.
De mislukking van deze pogingen, meen ik, vindt zijn uitleg in het al te absolute karakter dat velen van deze laatsten aan dit begrotingsstelsel hebben willen geven.
Voor hen ging het om integrale provinciale begrotingen: ontvangsten herkomstig uit de provincie, en uitgaven uitsluitend voor de provincie bestemd; het recht belastingen en taksen in te voeren; de macht de begroting definitief vast te stellen en uit te voeren; kortom, financiële individualiteit en eigen patrimonium.
Telkens als zodanige ontwerpen naar voren werden gebracht, vreesde men voor de ongeschondenheid van het grondgebied en voor de eenheid van Kongo. Al te vaak sprak men over decentralisatie en wenste men, in zijn binnenste, een gang van zaken, geïnspireerd door enge particularistische strekkingen en locale egoïstische bezorgdheden. Al te vaak wendt men heden ten dage nog - en ik leg er de nadruk op - de politiek van deconcentratie voor om het Hoofdbestuur lastig te vallen met aangelegenheden die nochtans tot diens bevoegdheid behoren. Welzeker! Men hoeft zich niet ongerust te maken over deze strekkingen. Voor de Belgen zijn ze zo oud als hun gemeenten en bestaan ze al zo lang als hun provinciën. Doch, indien in België de Staat geboren is uit de provinciën, in Kongo dient men er zich aan te herinneren dat de provinciën uit de Staat geboren zullen worden. Dat de fundamentele noodzakelijkheid moet zijn de Kongolese eenheid te behoeden. Behoef ik u te zeggen dat sommigen het reeds af en toe vergeten?
Wat ons ontwerp onderscheidt van de vroegere ontwerpen, is dat enkel de begroting der uitgaven over de provinciën, het Gouvernement-Generaal en het Departement zou worden verdeeld, terwijl de ontvangsten voor gans Kongo geraamd zouden worden.
Eén enkele begroting der ontvangsten zal hier de onontbeerlijke Kongolese eenheid, de noodzakelijke solidariteit tussen rijke en arme provinciën | |
| |
en de onverwoestbare cohaesie van alle delen van het onmetelijke Afrikaanse gebied van België verzekeren.
Zou het denkbaar zijn, op het ogenblik dat de souvereine eenheid tussen België en Kongo zo herhaaldelijk wordt uitgeroepen en dat de amendementen op de grondwet, die haar bevestigen, worden voorbereid, dat wij in dit uitgestrekt koloniaal geheel, elementen van verdeling, tweedracht, ja zelfs van ontbinding binnenbrengen?
Er moet evenwel gedencentraliseerd worden. De evolutie van Kongo gebiedt het. De problemen worden zó ingewikkeld, dat de decentralisatie noodzakelijk is geworden. Men moet aan de provinciale instanties meer macht en juister omschreven verantwoordelijkheid geven. Doch men moet het doen in het bepaalde raam van de Belgisch-Kongolese eenheid, bron en voorwerp van de integrale Belgische souvereiniteit.
| |
Raden
De Raden zijn tot nog toe samengesteld uit de vertegenwoordigers van zeven categorieën, n.1.: ambtshalve aangestelde leden, notabelen, vertegenwoordigers der inboorlingen, die der kamers van koophandel, kolonisten, werkgeversverenigingen en beroepsverenigingen voor werknemers.
Kortom, we stellen voor sommige categorieën af te schaffen, andere te versmelten en nieuwe te vormen om, per slot van rekening, het aantal er van te verminderen.
In de eerste plaats, zouden we de categorie der ambtshalve aangestelde leden afschaffen.
Men heeft vaak tegengeworpen dat de tussenkomst van de ambsthalve aangestelde leden bij de stemmingen de betekenis er van vervalste. Ofschoon het inderdaad aannemelijk is, dat de ambtenaren en magistraten volgens hun opinie stemmen, wanneer het om kleinere problemen gaat, is het niet aanvaardbaar dat het Bestuur zelf onenig zou worden over principiële aangelegenheden.
Vervolgens zouden we de huidige vertegenwoordigers der inboorlingen afschaffen.
De politiek van het Gouvernement streeft er naar de toepassingsgevallen van het traditionele onderscheid tussen inboorlingen en niet-inboorlingen progressief te verminderen. Dit onderscheid was gerechtvaardigd zolang de belangen der inboorlingen zo weinig verscheidenheid boden dat - omdat ze zelf inboorlingen waren of omdat ze vooral in de inboorlingen belang stelden - sommige leden, zonder de sociale realiteit geweld aan te doen, ze konden vertegenwoordigen en ze allen samen verdedigen.
Als leden van één en dezelfde Belgisch-Kongolese gemeenschap, zouden de inboorlingen voortaan deel uitmaken van de raden, niet meer om er de belangen der inboorlingen te verdedigen - waar ze thans niet anders geca- | |
| |
talogeerd worden - maar groepen belangen welke gemeen zijn aan henzelf en aan de andere leden van deze gemeenschap.
We zouden de zeer belangrijke categorie der notabelen behouden.
Theoretisch vatten de vergaderingen, die belangen vertegenwoordigen, moeilijk de zin van het algemeen welzijn; de verdediging van de sociale of economische groep ontaardt er vaak in hartstochtelijke strijd. Het is onder de notabelen dat men de verdedigers van het algemeen welzijn, zoveel mogelijk staande buiten eigen bekommernissen, zou moeten kunnen vinden, de wijzen die instinctmatig zouden opwegen tegen de extremistische of eenvoudig onredelijke strekkingen. De personen die deze categorie vormen zouden een voldoende uitgebreide algemene bevoegdheid moeten bezitten, een volledige onafhangelijkheid van geest en gevoelens.
Voor de categoriën die meer beperkte belangen verdedigen en waarvan de leden verder zouden blijven zetelen volgens de tegenwoordige procedure, zou men, menen wij, moeten voorkomen groepen aldus samen te stellen dat zij elkaar onvermijdelijk te rechtstreeks en te hevig moeten bestrijden; anderzijds ook zou men de verwarring moeten trachten te voorkomen ten gevolge van zekere herhalingen en overschuivingen ontstaan en die het evenwicht der invloeden storen.
Het is, bij voorbeeld, zeker dat de belangen der werkgevers, in de Raden zoals zij thans zijn samengesteld, samenvallen met die der Kamers van Koophandel en Nijverheid en zelfs met die der kolonisten. Ook dat de belangen van deze laatsten gekoppeld zijn aan die der algemene economische activiteiten, onverschillig of het hier landbouw, nijverheid of handel betreft.
Daarom doen we u volgende voorstellen:
De belangen der industriëlen, landbouwers, handelaren en kolonisten zouden gegroepeerd worden.
Dit voorstel zou de afschaffing van de huidige categorie der kolonisten, als zodanig, ten gevolge hebben. Het zal - men moet het voorzien - protesten uitlokken. We zullen het evenwel, om volgende redenen, formuleren.
Wat is een kolonist inderdaad anders dan een persoon die ‘voor eigen rekening is gevestigd’, om de geijkte uitdrukking te bezigen, en die zich wijdt aan industrie, landbouw, handel, ja zelfs aan al deze activiteiten tezamen? Zijn algemene behoeften vallen, in bijna alles, samen met die der vennootschappen en ondernemingen van alle aard welke zich aan dezelfde bezigheden wijden. Hun eisen, het weze op het gebied van techniek, transport, belastingen, arbeidskrachten, lonen, aankoopprijzen van producten bij de inboorlingen, zijn dezelfde.
Anderzijds, dient men toe te geven dat de belangen der patroons ineenlopen met de belangen der industriëlen, landbouwers, handelaren en kolonisten van de nieuwe categorie die we zouden vormen. Buiten deze categorie - behalve wellicht bij de notabelen, in welk verband wij herinneren aan wat gezegd werd over hun onafhankelijkheid ten overstaan van de andere belangen - zijn er geen patroons. Waarom dan zou men een categorie voorzien die de belangen der patroons als zodanig vertegenwoordigt? Dit zou | |
| |
die verwarring en die overbodige herhalingen, waarover ik u sprak, medebrengen en tegelijkertijd de invloeden in onevenwicht brengen. Weliswaar hebben alle industriëlen, alle landbouwers, handelaren en kolonisten niet noodzakelijkerwijze bedienden in hun dienst, doch allen ten minste bezigen arbeidskrachten, en dit moet beoordeeld worden in het licht van wat we zullen zeggen over de volgende categorie.
Deze categorie zou bestaan uit de vertegenwoordigers der werknemers.
Hieromtrent dient men te herhalen wat we zeiden over de al te enge en exclusieve belangengroepen en over de noodzakelijkheid voor de leden van de raden der Kolonie zich op het peil der algemene belangen te verheffen.
Daarom zou deze categorie niet meer, zoals thans, uitsluitend die zijn van de beroepsverenigingen voor werknemers, maar die van de vertegenwoordigers van de arbeid, zowel handen- als geestesarbeid en onverschillig of het inboorlingen of niet-inboorlingen betreft.
We zijn voorstander van een nieuwe categorie vertegenwoordigers in de Provinciale Raden en in de Gouvernementsraad: die van de inlandse gebieden en steden.
De Provinciale Raden en de Gouvernementsraad moeten inderdaad, volgens het systeem dat we vroeger hebben uiteengezet, microcosmen zijn van alle belangen der Kolonie. Welnu, tot nog toe, waren de belangen der autochtonen, die van de andere groepen waren afgescheiden, slechts vertegenwoordigd door geëvolueerde inboorlingen, benoemd wegens hun morele hoedanigheden, hun opleiding en hun succes op beroepsgebied. Organiek hadden de inlandse gewoonterechtelijke en niet-gewoonterechtelijke milieu's geen vertegenwoordigers. Het is dat wat er ons heeft toe bewogen de afschaffing voor te stellen van de vertegenwoordigers der inboorlingen als zodanig, welke dan in al de categorieën zouden aanwezig zijn, en de vertegenwoordiging van de inlandse gebieden en de steden voor te stellen.
Aldus zou, volgens hetgeen ik u in de loop van de vorige zittingen van uw Raad heb aangekondigd, benevens de vertegenwoordiging der belangen, eveneens een vertegenwoordiging met geografisch karakter zijn verzekerd. Zulks zou bekomen worden door, in de Provincial Raden zelf, de leden te kiezen van verschillende categorieën welke gelast zijn de provinciën in de Gouvernementsraad te vertegenwoordigen.
| |
De beste wetten
Laten we overigens - en zo kom ik tot het slot van mijn rede - het gezegde van Solon indachtig zijn dat ik u reeds heb aangehaald en dat ik, wat mij betreft, vaak overweeg omdat het toepasselijk is op alle volken in de kinderjaren: ‘Ik heb de Atheners niet de beste wetten gegeven, maar de beste die zij konden verdragen’.
| |
| |
Het weze op materieel of geestelijk gebied, op het economisch of sociaal plan, in het domein van de politiek of van de persoonlijke betrekkingen, in het organieke als in het empirische, wij Europeanen, voortdurend strevend naar efficiency - en met ons alle inheemse élites... we branden alle van dit ‘Afrikaanse ongeduld’ om alles ineens te bewerkstelligen en de instellingen, methoden en zeden van de oude landen, vaak ongewijzigd, in de jonge streken over te plaatsen.
Degene die onze meester moet blijven en blijft, Gouverneur-Generaal Ryckmans, schreef twintig jaar geleden: ‘Met geld en machines bouwt men een wolkenkrabber in drie maanden; maar om een gewone korenaar te gelen, is de ganse zomerzon van node. Een volk beschaven is niet het werk van één dag, noch van één generatie: het is een vrucht die lang rijpen moet.’
De ervaring heeft het ons geleerd: de materie en de economie kan men sneller bewerken dan de ziel en het staatkundige. Daarom is ons werk, waarop we trots gaan, gekenmerkt tegelijk door een vruchtbare durf tegenover de rijkdommen die we tot plicht hebben ten bate van de arme mensen van dit land te ontginnen en door een rusteloze voorzichtigheid voor alles wat betreft hun leven, hun geluk, hun ver en uiteindelijk levenslot.
Het leven en het geluk mag men geen geweld aandoen. Men richt ze, men beïnvloedt ze, men vermeerdert ze, dag aan dag, met zachte hand. Dit geldt vooral voor het leven en het geluk van een volk, welke men niet mag verwarren met wat enkele eerzuchtigen als geschikt voorkomt. De volken - zelfs de jonge - evolueren langzaam: men moet ze leiden door ze voortdurend verder mee te voeren, zonder evenwel de gang te versnellen uit vrees dat ze gaan uiteenvallen. Dààr, in deze gejaagde en vaak chaotische wereld, ligt onze levensregel en zullen we ons heil vinden. Aan degenen onder ons die daaraan mochten twijfelen, zou ik - indien ik er zeker van was dat ze ons gemis aan hoogmoed kennen vóór deze angstwekkende problemen - zeggen dat er elders hoe langer hoe meer mensen met gezond verstand zijn die ons goedkeuren.
|
|