In 1942 was Lamberechts Laureaat van de prijs ‘Jeune Sculpture 1942’ en in 1944 hield hij een grote tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten. Sindsdien hebben wij zijn werk opgemerkt in talrijke tentoonstellingen. Twee beelden werden aangekocht door de Belgische Staat, in 1944 en in 1950. Wij vergaten haast te zeggen dat hij in 1936 bekroond werd met de ‘Driejaarlijkse Prijs voor Beeldhouwkunst’ en dat hij, het mag vermeld worden, in 1909 te Sint-Jans-Molenbeek ‘het levenslicht’ zag.
De oudste beelden van Frans Lamberechts zien er nog uit als degelijk akademiewerk, ietwat lieftallig van uitwerking, ietwat conventioneel en traditioneel van opvatting. De letterkundige of dramatische symboliek was niet zelden een handicap om tot authentieke beeldhouwkunst te komen. Maar die tijd is reeds sinds lang voorbij, zodat we er niet meer hoeven aan te herinneren.
Zijn technische onderlegdheid wordt geleidelijk sterker en met zijn zogenaamde ‘Brabantse periode’ doet hij zijn waarachtige intrede, Zeer mooi is de reeks beelden, waarvan de vorm als het ware in zichzelf besloten blijft. Beelden uit één stuk, met een subtiel innerlijk leven. Zij beheersen de ruimte van binnen uit, een opgave die weinigen aandurven en tot een goed einde weten te brengen. Geen holten dus, geen oppervlakkige vormgebaren, geen uit-stekende onderdelen, geen gemakkelijke effectenjacht op licht-enschaduw. Maar een beheerst streven naar innerlijke spankracht en uiterlijke voornaamheid. Hoe klein van formaat deze beelden ook mogen wezen, steeds gaat er een monumentale indruk van uit. Wij denken hier aan De Broodsnijdster, De Schovenbindster, De Zwangere Vrouw, e.a. Deze beelden stijgen boven de anecdotiek uit. Zij zijn ware symbolen geworden.
Niet minderwaardig zijn de portretten, met alle eerbied voor het model. En rechtstreeks in steen gekapt. Want Lamberechts is een echt beeld-houwer. Het boetseren boeit hem niet. Te gemakkelijk effect, te veel trukken.
Tijdens een volgende periode zien we een duidelijke neiging tot vereenvoudiging, tot synthese, tot abstrahering. Het onderwerp dat vroeger ‘symbool’ was, is thans ‘teken’ geworden. De ver doorgevoerde abstrahering van een ‘Slapende Vrouw’ is het ‘teken’ van de slaap geworden.
En dat werd de overgangsperiode naar de zuivere abstracte vorm. Hier heeft de beeldhouwer het ‘onderwerp’ uit de natuur verlaten. Men kan ook zeggen dat hij er zich van bevrijd heeft. Aldus kan hij zich in alle vrijheid overgeven aan de zuivere beelding. Wat, welverstaan, niet wil zeggen dat hij zich alles geoorloofd acht. Vrijheid sluit plichten in. Dat weet Lamberechts zeer goed trouwens.
Over de abstracte of niet-figuratieve periode kunnen wij nog geen definitief oordeel uitspreken. Het weinige dat we zagen vervult ons met vertrouwen en hoop. Het gebied van de abstracte kunst is zeer uitgebreid. Ook Lamberechts kan op dit gebied zijn persoonlijkheid laten gelden. Aldus sluit hij in volledig bewustzijn aan bij die geweldige stroming die de abstracte