Band. Jaargang 13(1954)– [tijdschrift] Band– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 212] [p. 212] Regennacht Het regent... Ga nog niet slapen, hoor wat de wind neurt, wat het water vertelt dat met kindervingers de ruiten beroert. Uit alle weefsels luistert mijn hart wat mijn dromenzuster voor nieuws brengt, want ze heeft in de hemel geslapen vlak naast de zon en nu komt ze omlaag aan de hand van de wind als een zwervelinge die keert uit een land dat van wonderen blank staat. Wat zal zich de tarwe wiegen van vreugd! Het gras waagt zich snel uit de aarde omhoog en de duizenden naalden der dennen dragen elk klinkklaar diamant! Wees stil, luister nu naar de toonval der droppen. Hier tussen mijn borsten is de plek voor je hoofd, ik wil het bloedklokje horen dat achter je slapen tikt, de kleine klepel voelen die zachtjes bonst aan mijn huid. Ga nog niet slapen, wees stil. Vannacht zijn wij tweeën de wereld, door wind en regen geborgen hier, in het warme nest van dit bed. Wees stil, denk aan geen slaap want vannacht, vannacht misschien al, zijn wij de wortels, de diepe, van een nieuw, volmaakter geslacht. Willem Enzinck. (Naar Juana de Ibarbourou) Vorige Volgende