[Nummer 2]
[Voorwoord]
MEER dan eens wordt terecht gewezen op men zou zeggen een ingeboren stunteligheid, een zekere onbeholpenheid die ons, Vlamingen, kenmerkt zohaast wij verplicht worden ons te bewegen in de leidende kringen. Om kort te zijn, de ‘salonfähigkeit’ die anderen zo dienstbaar en eigen is ontbreekt ons grotendeels.
De verre en laatste oorzaak ervan moet zeker worden gezocht in de economische en vooral culturele stilstand die volgde op de Spaanse repressie uit de XVIe, begin XVIIe eeuw.
De natuurlijke en traditionele leiders van onze gewesten werden uitgemoord, weken uit naar het Noorden of scheurden zich af van hun volk. Te Brussel, aan het Hof en elders was er voor een paar eeuwen enkel maar plaats voor die Vlamingen die hun eigen zeden, gewoonten en taal, ja zelfs hun herkomst verloochenden. Sedert een halve eeuw en vooral met de vervlaamsing van het onderwijs, en sneller dan men aanvankelijk wel dacht, is dit tekort gewijzigd en aangevuld.
Het is de taak van al de Vlamingen en ook van de Vlaamse verenigingen het gemeenschapsleven en de eigen vriendenkring te verfijnen, te verbreden en op een hoog peil te brengen en te houden. Onze vergaderingen en bijeenkomsten moeten een oefenterrein worden voor allen, ten einde die soepelheid en voornaamheid te bereiken die ons soms ontbreekt.
BAND