- Mijnheer Van Scharen, onze prof in wiskunde, heeft mij je adres bezorgd. Je woont hier knap, zeg. Je bent helemaal niet veranderd. Nog altijd je kleine, gitzwarte snorretje.
De complimenten, die hij me toestuurde, brachten mij weer dat gevoel van veiligheid, dat ik altijd gekend had wanneer ik bij hem was. Ik liet hem praten, omdat ik brandde van verlangen om alles te vernemen wat er met hem gebeurd was sinds wij elkaar voor het laatst hadden gezien. Maar het was net alsof hij alles wat met hem in betrekking stond, angstvallig vermeed. Daarom vroeg ik, toen wij van tafel opstonden en ons naar mijn zitkamer begaven:
- Is er dan helemaal niets met je gebeurd tijdens deze oorlog, Harry?
Hij keek mij even wantrouwig aan. Maar toen hij zag, dat ik het goed met hem meende, dat ik zelfs verlegen werd om mijn vraag, veranderden zijn ogen van uitdrukking. Zij werden weer zacht en gelaten als van iemand die meer doorstaan heeft dan goed is voor zijn leeftijd. Het was alsof Harry plots weemoedig was geworden, alsof er iets was dat hem dwong mij dingen toe te vertrouwen waarover hij tot nog toe met niemand gesproken had.
- Ik kan het je wel zeggen, zei hij, dat deze oorlog niet helemaal goed voor mij is verlopen.
Hij aarzelde even om verder te spreken, toen vervolgde hij:
- Ik draag er nog altijd de sporen van.
Ik stond op het punt hem te vragen welke sporen hij bedoelde, maar ik begreep, dat ik het recht niet had verder aan te dringen op een verklaring, die hem misschien zou pijn doen.
Hij ging vóór mij zitten, stak een sigaret op en zei, alsof hij vast besloten was alles te vertellen, wat hij voor mij tot nog toe verborgen had gehouden:
- Goed! Je zult alles van mij horen.
Hij inhaleerde lang de rook van zijn sigaret, daarna zei hij:
- Rebecca Rosemeyer... Ik heb Rebecca teruggezien...
Het was alsof hij plots door deze woorden een hele wereld voor mij opriep. Vóór mij zag ik weer duidelijk het kleine, zwartharige Jodinnetje. Op school hadden wij elkaar het hof gemaakt. Ik herinnerde mij nu terug hoe ik haar eens een foto van mij had gegeven. Kort daarop werd het oorlog. Ik zocht in Engeland een veilig onderkomen. Rebecca...
Ik keek Harry onrustig aan. Ik zag hoe zijn gelaat van pijn in elkaar dreigde te krimpen. Zijn stilzwijgen duurde ontzettend lang, nu ik voelde dat er iets met Rebecca moest gebeurd zijn.
- Ik heb haar teruggezien, zei Harry op een toon alsof hij nog alleen voor zichzelf sprak. Een Octoberavond in 1943. Ik verbleef toen als ondergedokene bij vrienden op een hoeve, dicht bij Turnhout, omdat de Gestapo mij wegens sabotage zocht. Die avond werd ik voor het eerst sinds mijn