Band. Jaargang 13
(1954)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Negro-Afrikaanse Poezie en Fransschrijvende NegerdichtersGa naar voetnoot(*)DEZE uiteenzetting heeft voor doel U in nauwer contact te brengen met een werkelijkheid, die U wel niet onbekend is, maar waarvan men al te lichtzinnig of ten gevolge van allerlei vooroordelen de diepe betekenis uit het oog verliest. In Europa heeft men het slechts over de Westerse literatuur, tot stand gebracht door het blanke ras. Men maakt er weinig gewag van deze andere, niet minder originele, letterkunde der bevolkingen van de overzeese gebieden, die doorgaans tot het zwarte ras behoren. Deze bevolkingen hebben lange tijd gezwegen niet onder dwang, maar door het feit dat hun de gepaste middelen ontbraken om zich in de talen van hun beschavers uit te drukken. De geschriften van de Negro-Afrikaanse schrijvers zijn onvoldoende gekend door de Blanken en nog minder door de zwarten zelf. Intellectuele kleurlingen worden af en toe aangezocht voordrachten te houden voor de hogeschoolstudenten van het blanke ras, die zich in het Moederland voorbereiden tot koloniale functies. Zo ontving het Hoger Instituut voor Overzeese gebieden te Antwerpen, voorheen Koloniale Universiteit, een René MARAN en een Leopold SENGHOR, twee lichtpunten uit de zwarte intellectuele wereld. Eerstgenoemde, een gekend romancier en de andere een groot dichter, zijn beiden vertegenwoordigers van de schone Franse kultuur. De Universitairen die hen eens hoorden spreken over koloniale problemen vergenoegden zich met hetgeen ze van hen hoorden en eens hun studies beëindigd, hadden ze niet de nieuwsgierigheid de werken van die schrijvers te lezen. De werken van zwarte auteurs dringen slechts moeilijk door in de koloniën. De boekwinkels en bibliotheken schaffen ze weinig of zelden aan. De boeken van René MARAN, bijna allen meesterwerken, zijn onbekend bij een groot aantal Negro-Afrikanen. Naar ons oordeel moeten de mensen met zwarte huidskleur, de auteurs van hun ras lezen, zonder hun philosophische of andere opvattingen te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lino Jos Moeyens Moeder en Kind
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
discussiëren. Niets is willekeuriger dan ontwikkelde mensen het geestelijk voedsel te ontzeggen dat ze zo zeer nodig hebben. Geen onderscheid dient er gemaakt in de keuze van de boeken of ze nu door Blanken of Zwarten geschreven werden.
Vooreerst dan de Negro-Afrikaanse poëzie en vervolgens de fransschrijvende dichters. Door ‘Neger-dichters’ dient hier verstaan al de kleurlingen, door de Muzen gevoed, zowel de primitieven als de beschaafden. De Negro-Afrikaanse poëzie blijft dichter bij de natuur met haar hupse stijl en haar gevarieerde schakeringen. Zij is in de eerste plaats de taal van de broussemens, van de eenvoudige man - dit woord omvat alles - bij wie het empirisme overheerst. De Negro-Afrikaanse talen bezitten een niet te vermoeden rijkdom, die in de poëzie het best tot uiting komt. Wanneer ik bijvoorbeeld schrijf ‘deze man is slecht’, dan denkt U wellicht dat ik het slachtoffer ben van een kwade intentie; wel, eigenlijk wil ik daarmede de bekwaamheid of de uitzonderlijke hoedanigheden van van deze persoon loven. Zo schijnen tal van uitdrukkingen op het eerste zicht banaal voor de Blanken, doch vol vitaliteit voor de Zwarten. Veel Negro-Afrikaanse uitdrukkingen zijn trouwens onvertaalbaar in andere talen. Het omgekeerde is evenzeer waar. Er zijn geen arme talen. Alle talen evolueren wanneer ze ten dienste staan van de gemeenschap. Woorden verouderen, kunnen hun kracht verliezen, maar niets verandert de struktuur van een taal. De Negro-Afrikaanse talen (rekening houdend met de elementen waaruit ze bestaan: rijke woordenschat en aangename wendingen) zijn konkreet. Ten bewijze hiervan enkele uitdrukkingen gebruikt door de Afrikanen: Avoir un mauvais sang: een ongeluksvogel zijn; avoir beaucoup de bouches: te loslippig zijn; mettre sa bouche sur quelqu'un: iemand tergen; ne pas être un arbre: is de verontschuldiging die de genotzoekers aanhalen om hun handelingen te rechtvaardigen. De Zwarte, zegt men, wordt muzikant geboren. Dat houdt in dat men bij hem een ware aanleg tot de muziek vindt. Wij zeggen nochtans, dat de Zwarte in de eerste plaats, een dichter is, want bij hem overtreft de verbeeldingsgave al het overige. Zijn gedachten zijn er diep van doordrenkt. Over de kleinste zaken spreekt hij met een werkelijke wijsheid. Woorden vormen gedachten, en gevoelens spruiten eruit voort. Gevoelens en gedachten liggen aan de basis van de uitdrukkingen die de schoonheid van een taal uitmaken. U weet wel dat een luipaard geen horens heeft, nochtans de Negro-Afrikaanse dichter bedeelt hem ermee ter gepaster gelegenheid. Zo zingt hij: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Olélé nkoy
Maséké ma nkoy
Nkoy akangi moto...
wat beduidt: Olélé luipaard
de horens van het luidpaard
het luipaard wierp zich op een man...
Hij doet het met opzet om duidelijk de wreedheid te laten uitkomen van dit geslepen dier. De dichter laat zijn verbeelding vrije teugel. Het gedicht wordt daardoor een voorwerp dat zich plooit volgens zijn fantasieën, een stof waarvan hij volgens zijn trant, de substantie omvormt. Op het naïeve af, zegt hij soms wonderschone zaken; volgende versregels uit een Kongolees liedje bewijzen het klaar:
Oiseau, qui venez en dansant,
Dansez,
Oiseau, qui venez là-haut
Dansez...
Natuurlijk, niet alles bereikt de perfectie, maar bewonderen we vooral de bevalligheid en de elegantie van het beschreven voorwerp. Bestempelt niet al te licht als smakeloos de gezangen die U in de dorpen soms te horen krijgt. Wat U niet vat zijn de toespelingen en de aanroepingen die zij inhouden. Deze gezangen zijn eentonig, ik geef het toe, maar deze eentonigheid heeft hier haar smaak en schoonheid. De gekozen woorden en klanknabootsingen ontspringen er met kracht. Wat willen w'er meer in zoeken dan de eerbied voor de tradities en de juistheid van de gebruikte termen. De primitieve man zingt voor zijn genoegen. Hij zingt om regen, wind, jacht, voor alles wat hem aangrijpt. De occulte machten, die op hem een niet te ontkennen invloed uitoefenen, inspireren zijn liederen, die hij noemt ‘Zang van de Geesten’. Het betreft een afgesloten domein, slechts begrijpelijk en toegankelijk voor de ingewijden. Er bestaat een techniek in de samenstelling van de Negro-Afrikaanse gedichten, zij is niet verbloemd, maar open, ongebonden, los van het gezochte. De spontaneïteit is haar hoofdeigenschap. Waarom niet gesproken van een negerstijl, verwant met geen enkele andere. Iedere kunst heeft haar stijl. Leest om het even welk vers, gedicht door een zwarte, met een ‘zwarte’ gedachtengang, U vindt er de uitdrukking in, zijn persoonlijke vorm daargelaten, van een rethoriek die wel typisch Afrikaans is te noemen. Het bewijst dat het Negergenie bestaat. De rede - de ware - wil dat men origineel blijft, zelfs als men zijn toevlucht neemt tot imitatie. De zwarte dichter is kieskeurig in de stoffering van zijn taal. Hij is sober met woorden, wat zijn stijl kracht bij zet. Het volgend voorbeeld is kenmerkend. Het gaat over een gedicht geschreven door een gecultiveerd dichter en is getiteld: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoquet
Ma mère voulant d'un fils de très bonne manière à table
les mains sur la table
le pain ne se coupe pas
le pain se rompt
le pain ne se gaspille pas le pain de Dieu
le pain de la sueur du front de votre Père
le pain du pain
Un os se mange avec mesure et discrétion
un estomac doit être sociable
et tout estomac sociable se passe de rots
une fourchette n'est pas un cure-dents
défense de se moucher
au su
au vu de tout le monde
et puis tenez-vous droit
un nez bien élevé ne balaye pas l'assiette
et puis et puis
et puis au nom du Père
du Fils
du Saint-Esprit
à la fin de chaque repas
et puis et puis
et puis désastre
Parlez-moi du désastre
parlez-m'en (L.G. DAMAS).
Senghor zegt dat de neger sensueel is, maar schroomvol. De poëzie is bij uitstek de taal van de liefde. Het kan bij een dichter voorkomen dat hij zijn erotische gevoelens vrij ten toon spreidt. Het is alsof hij zich niet kan losrukken uit de greep van de inspiratie, deze godheid die hem vurig omarmt.
De zwarte bezit de gave van het rhythme. De Negro-Afrikaanse gedichten werden voorheen aangeduid onder de benaming ‘rhythmisch-proza’. Ze houden geen rekening met de klankmaat en de klassieke versbouw (vgl. Franse, Griekse, Latijnse en Semietische verzen). Senghor schreef er het volgende over: ‘Sans doute, la technique du vers négro-africain ne repose-t-elle ni sur la quantité, ni sur le nombre de syllabes. Mais n'en était-il pas de même vraisemblablement des vieilles poésies germaniques et égyptiennes, pour ne citer que | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
celles-là’. Het rhythme bestaat dus uit een steeds wederkerende tijdmaat of ook uit een opeenvolging van korte en lange lettergrepen, of van sterke tot zwakke maten. Het rhythme in de poëzie heeft zijn vaste regels, nauw onderlijnd, het is losser en vrijer in het proza. Het wordt verder aangegeven in de Negro-Afrikaanse gedichten door het roffelen (slaan) van de tam-tams, en trommen of het kloppen in de handen. ‘Le rythme c'est, au-delà du signe, la réalité essentielle de cette chose qui anime et explique l'univers et qui est la vie. C'est le flux et le reflux, la nuit et le jour, l'inspiration et l'expiration, la mort et la naissance. Le rythme, c'est cette spiritualité qui est exprimée par les moyens les plus matériels: volumes, surfaces et lignes en architecture et en sculpture, accents en poésie et musique, mouvements dans la danse. Le rythme, c'est l'ordination qui entraîne tout ce concret à quoi s'attache notre âme émue vers la lumière de l'esprit: c'est lui qui, en dernière analyse, donne forme et beauté à l'objet d'art.’ (Senghor) De negerintelligentie uit zich in verschillende vormen. Met het rhythme leeft gans het dorp intens mee. Het is net of een bovenaardse kracht de harten begeestert, ze vervult met verwachtingen en trillen doet van uitbundigheid.
De Negro-Afrikaanse dichter is ook een zanger. Hij improviseert zijn liederen. Is hij daarbij nog muzikant, dan kan hij grote roem verwerven.
Over de fransschrijvende negerdichters, gaf Léon Damas een volledige lijst op voor de periode tussen 1900 en 1945. Waarvan hierna de opsomming:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al deze dichters hebben onsterfelijke werken geschapen, ofwel bezongen ze in een verfijnd lyrisme hun land, hun geboortestad en ook hun lijden. Hun gedichten zijn de bron, waar de toekomstige Negro-Afrikaanse generaties hun dorst naar kennis zullen komen lessen, genietend van al het schone dat deze werken inhouden. Enkele kleurling-dichters zijn vermeldenswaard, vooral om de strekking waartoe ze behoren. Ik zal mij tot drie onder hen beperken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1) Aimé Césaire:Leraar in letterkunde aan het lyceum ‘Schoeller’ te Fort-de-France, waar hij op 32 jaar tot burgemeester werd verkozen. Hij is eveneens afgevaardigde van Martinique. Bij de publicatie van zijn eerste bundel ‘Cahier d'un retour au pays natal’ gaf André Breton, van de surrealistische school, die het werk met een voorwoord vereerde, volgende indrukken weer: ‘Je trouve ma rédaction tout élémentaire à la découvrir d'un noir si pur, d'autant plus marqué à première vue, qu'il sourit. Pour lui, je le sais déjà, je le vois, et tout va me le confirmer par la suite, c'est la cuve humaine portée à son point de plus grand bouillonnement, où les connaissances ici encore de l'ordre le plus élevé, interfèrent avec les dons magiques. Pour moi, son apparition, je ne veux pas dire seulement ce jour-là, sous l'aspect qui est le sien, prend la valeur d'un signe des temps. Ainsi donc, défiant à lui seul une époque où l'on croit assister à l'abdication de l'esprit, où rien ne semble plus se créer qu'à dessein de parfaire le triomphe de la mort, où l'art même menace de se figer dans d'anciennes données, le premier souffle nouveau, revivifiant, apte à redonner toute confiance, est l'apport d'un Noir. Et c'est un Noir qui manie la langue française comme il n'est pas aujourd'hui un Blanc pour la manier. Et c'est un Noir, celui qui nous guide aujourd'hui dans l'inexploré, établissant au fur et à mesure, comme en se jouant, les contacts qui nous font avancer sur des étincelles. Et c'est un Noir qui est non seulement un Noir mais tout l'homme, qui en exprime toutes les interrogations, toutes les angoisses, tous les espoirs et toutes les extases et qui s'imposera de plus en plus à moi comme le prototype de la dignité...’ Verder zegt Senghor nog over Césaire: ‘Nul plus que Césaire, ne mérite le titre de grand poète noir... Il est le maître magnifique de sa langue, jusque dans le bouillonnement de son délire’. Aimé Césaire raakt in zijn werken al de hartstochten aan die het menselijk hart in spanning houden. Bewust van zijn ‘Neger-zijn’, ontsluiert hij er de fijnste accenten van, alsook de oprechtste smarten. In zijn gedichten, vol klank en rhythme, stelt hij zich op als de verdediger van het zwarte ras. ‘Il réconcilie le poète et la politique, ce Rebelle, dont chaque chant est un refus hautain au monde blanc de l'argent’. (Senghor). En Senghor gaat nog verder met te schrijven: ‘Comprenons Césaire, le Blanc symbolise le Capital, comme le Nègre, le Travail. A travers les hommes à peau noire de sa race, c'est la lutte du prolétariat mondial qu'il chante contre la dictature des pions et des banques. Poésie personnelle s'il en fut jamais, poésie raciale, mais gonflée d'un amour tyranique pour tous les hommes ses frères, d'un amour catholique comme il avait tout d'abord écrit.’ Het klinkt als een uitdaging die Senghor richt tot allen die de negergedichten afbreken. Zijn stem is gezagvol en zijn woorden vlijmscherp. Aimé Césaire is vóór alles een surrealist. Hij verheft zich uit de werkelijk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid, het hoofd omkranst met de lauweren van de glorie. En van daarboven richt hij zich in de taal der goden tot de levenden. Hierna dan een mooi gedicht van hem, getiteld: Barbare
C'est le mot qui me soutient
et frappe sur ma carcasse de cuivre jaune
où la lune dévore dans la soupente de la rouille
les os barbares
des lâches bêtes rôdeuses du mensonge
barbare
du langage sommaire
et nos faces belles comme le vrai pouvoir opératoire
de la négation
des morts qui circulent dans les veines de la terre
et viennent se briser parfois la tête contre les murs de nos oreilles
et les cris de révolte jamais entendus
qui tournent à mesure et à timbres de musique
barbare
l'article unique
barbare le tapays
barbare l'amphisbène blanche
barbare moi le serpent cracheur
qui de mes pétrifiantes chairs me réveille
soudain gekko volant
soudain gekko frangé
et me colle si bien aux lieux mêmes de la force
qu'il vous faudra pour m'oublier
jeter aux chiens la chair velue de vos poitrines.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2) Léopold Sedar Senghor:Hij is de eerste ‘universitaire agrégé’ van Zwart Afrika. Hij onderwees in het lyceum te Tours, vervolgens aan dit van Saint-Maur, waar hij sinds 1939, gelast werd met de Griekse, Latijnse en Franse grammatica te onderwijzen aan de jonge Parijzenaars, die niets dan lof hebben over hun leraar. Sinds 1945 is hij professor aan ‘L'Ecole Nationale de la France d'Outre-Mer’ (Negro-Afrikaanse talen en beschavingen). Senghor is doctor in de letteren en tevens afgevaardigde van Senegal. Zijn activiteit is zeer omvangrijk. Hij werkt mee aan talrijke publicaties, waarin hij met bevoegdheid de belangen verdedigt van de Afrikaanse bevolkingen. Niet zonder fierheid toont hij in een essay aan, wat de Zwarte mens bijdraagt tot de Westerse beschaving bij de vorming van het humanisme van morgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om wille van zijn schitterende bekwaamheden werd hij onlangs aangeduid tot vertegenwoordiger van Frankrijk in de Raad van Europa. Maar hij is in de eerste plaats een groot dichter. Aimé Patin spreekt zich als volgt uit over het poëtisch werk van Senghor: ‘La poésie de Léopold Sédar Senghor, sénégalais, exprime le côté de l'âme noire qui correspond à la gravité et au recueillement plutôt qu'à l'exaltation et à la fureur extatique. De ce point de vue, elle contraste curieusement avec celle de son ami Césaire. Tout se passe comme si le descendant des noirs traditionnellement enracinés sur leur sol, et celui des esclaves transportés étaient venus nous faire entendre les deux notes complémentaires dont la réunion est nécessaire. D'un côté, chez Senghor, l'acquiescement profond à toutes les puissances de la nature et de la vie humaine, de l'autre la révolte et la cassure résolue avec le destin. Les origines lointaines des deux poètes, peut-être aussi l'éducation chrétienne qui a laissé, dans l'esprit de Senghor, des traces profondes et qu'il n'a jamais scellées, expliquent cette différence de ton. De gedichten van Senghor dragen een diepmenselijke stempel. Ze munten uit zowel door de originaliteit van klank als door de fijne gevoelens die ze weergeven. Zijn laatste bundel is getiteld ‘Chants pour Naët’, waaruit hierna een gedicht geschreven voor khalam (soort guitaar): Je t'ai accompagnée jusqu'au village des greniers et jusqu'aux portes de la nuit Evenals Césaire, is Léopold Sédar Senghor een surrealist. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het woord surrealist komt van surrealisme. Wat is het surrealisme? ‘Le Petit Larousse’ (in zijn historisch gedeelte) geeft er de volgende verklaring voor: ‘Se réclamant de Rimbaud, de Lautréamont et de Guillaume Appolinaire, le mouvement littéraire qui, en 1924, prit le nom de surréalisme a eu pour principaux animateurs André Breton, Louis Aragon et Paul Eluard. Son but est d'exprimer la pensée pure, délivrée de tous les contrôles imposés par la raison et par les préjugés moraux et sociaux.’ Het tweede manifest van het surrealisme verspreid in 1930 verklaart: ‘On sait assez ce qu'est l'inspiration. Il n'y a pas à s'y méprendre; c'est elle qui a pourvu aux besoins suprêmes d'expression en tout temps et en tous lieux. On dit communément qu'elle y est ou qu'elle n'y est pas et, si elle n'y est pas, rien de ce qui suggère auprès d'elle l'habilité humaine qu'oblitèrent l'intérêt, l'intelligence discursive et le talent qui s'acquiert par le travail ne peut nous guérir de son absence. Nous la reconnaissons sans peine à cette prise de possession totale de notre esprit qui, de loin en loin, empêche que pour tout problème posé nous soyons le jouet d'une solution rationnelle plutôt que d'une autre solution rationnelle, à cette sorte de courtcircuit qu'elle provoque entre une idée donnée et sa répondante (écrite par exemple). Tout comme dans le monde physique, le court-circuit se produit quand les deux ‘pôles’ de la machine se trouvent réunis par un conducteur de résistance nulle ou trop faible. En poésie, en peinture, le surréalisme a fait l'impossible pour multiplier ces court-circuits. Il ne tient et il ne tiendra jamais à rien tant qu'à reproduire artificiellement ce moment idéal où l'homme, en proie à une émotion particulière, est soudain empoigné par ‘ce plus fort que lui’ qui le jette, à son corps défendant, dans l'immortel. Lucide, éveillé, c'est avec terreur qu'il continue à parler tout le temps que dure la mystérieuse sonnerie: c'est, en effet, par où il cesse de s'appartenir qu'il nous appartient. Ces produits de l'activité psychique, aussi distraits que possible de la volonté de signifier, aussi allégés que possible des idées de responsabilité toujours prêtes à agir comme freins, aussi indépendants que possible de tout ce qui n'est pas la vie passive de l'intelligence ces produits que sont l'écriture automatique et les récits de rêves présentent à la fois l'avantage d'être seuls à fournir des éléments d'appréciation de grand style à une critique qui, dans le domaine artistique, se montre étrangement désemparée, de permettre un reclassement général des valeurs lyriques et de proposer une clé qui, capable d'ouvrir indéfiniment cette boîte à multiple fond qui s'appelle l'homme, le dissuade de faire demi-tour, pour des raisons de conservation simple, quand il se heurte dans l'ombre aux portes extérieurement fermées de l'‘au-dela’, de la réalité, de la raison, du génie et de l'amour. Un jour viendra où l'on ne se permettra plus d'en user cavalièrement comme on l'a fait, avec ces preuves palpables d'une existance autre que celle que nous pensons mener. On s'étonnera alors que, serrant la vérité d'aussi près que nous l'avons fait, nous ayons pris dans l'ensemble de nous ménager un alibi littéraire ou autre, plutôt que sans savoir nager de nous jeter à l'eau, sans croire au phénix d'entrer dans le feu pour atteindre cette vérité.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De meeste Negro-Afrikaanse dichters hebben zich rond de surrealistische beweging geschaard. Daar vinden ze een uitweg uit de werkelijkheid, bevrijd van de kluisters die de wil gevangen houden in een strenge discipline. Het ideaal van het surrealisme bestaat erin een vuurwerk te ontsteken in de omvangrijke gedachtenwereld die de mens als een bevel omhult. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3) Jean-Joseph Rabéarivelo:Zijn echte voornamen luiden Joseph-Casimir. Hij is de eerste en grootste Madagase dichter van Franse expressie. Hij verliet de school op de ouderdom van dertien jaar. Het is tijdens zijn studies aan het College ‘Saint-Michel’ te Amparide, dat hij werd doorgezonden om tuchtredenen. Hij weigerde de pij aan te trekken en studeerde verder op eigen kracht. Toen hij de school verliet begreep hij reeds de Franse taal, maar schreef ze minder goed. Door eigen studie leerde hij dan grondiger het Frans, zodat hij na enkele jaren deze taal volledig onder de knie had en het een instrument werd dat zijn genie toeliet zich vrij uit te drukken. Tijdens een intensvolle literaire bedrijvigheid, heeft deze prins van de Madagase dichters veel materiële ellende gekend. Achtervolgd door zijn schuldeisers, vol afkeer over zijn beroep als corrector van drukproeven dat hem geen werk verschafte, ontgoocheld over het hongerloon dat hij gedurende dertien jaar aan hetzelfde winket opstreek en dat hem nauwelijks toeliet in het onderhoud te voorzien van zijn moeder, vrouw en kind, werd hij daarbij nog diep geraakt door het afsterven van zijn dochter Voahangy in 1933. Het leven had voor hem geen zin meer. Achtervolgd door de doodsgedachte, pleegde hij zelfmoord de 22 Juni 1937. Een vriend van hem, Robert Boudry, beambte te Madagaskar, diende de kritieken die na zijn dood ontbrandden, van antwoord, en deed opmerken ‘que sa situation ne répondait pas à l'étendue de sa culture. La connaissance qu'il avait de la poésie était telle que bien peu de Français qui vont aux colonies en possèdent une semblable... Ce qui n'était assurément pas fait pout forcer la sympathie de ces derniers à son égard... Quant à la société coloniale qui l'entoure, elle attache tellement d'importance à la couleur de la peau et plus encore à la situation sociale qu'il ne trouve pas auprès d'elle l'accueil qu'il serait en droit d'espérer...’. Van zijn kant schreef Damas: ‘Son drame (de Rabéarivelo donc), c'est celui d'un homme qui a franchi très vite, trop vite peut-être, les étapes de la civilisation. Il a voulu devenir l'égal du blanc, non pas d'un blanc quelconque, trafiquant ou colon, mais d'un intellectuel. Il se rend compte qu'il devient un être à part, qui n'est ni malgache ni français, quelque chose comme un métis de l'esprit, et il en souffre, comme il souffre des petites humiliations quotidiennes. Il n'est pas assez fort pour ne vivre que sur lui-même, dans l'état de tension intellectuelle continue dont il a fait son climat, et sa femme Mary, qui ne parle pas français, ne peut le suivre dans son évolution ni le réconforter lorsqu'il en a besoin...’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rabéarivelo vond slechts zijn troost in de literatuur. Hij had grondig de klassieke auteurs bestudeerd en interesseerde zich evenzeer aan de moderne schrijvers. Indien hij een einde stelde aan zijn ellendig bestaan, dan dient de oorzaak gezocht in het menselijk onrecht waarvan hij het slachtoffer werd. Senghor raakt de ware oorzaak van deze daad aan wanneer hij schreef: ‘Il se vengeait ainsi, des philistins et de l'Administration colonialiste, s'imposant du même coup à l'attention de ses amis, les princes de l'art et de la poésie’. Een uur voor zijn dood, schreef Rabéarivelo nog dit mooie gedicht net als om het ‘onafwendbare’ te tarten:
Mais déjà je sens l'odeur de la poussière
et des herbes, déjà j'entends l'appel de ma fille;
Ah! pour peu que l'oubli n'ait pas cerné vos yeux de terre
songez quelquefois à nous dans vos grottes tranquilles.
Les trois oiseaux
L'oiseau de fer, l'oiseau d'acier,
après avoir lacéré les nuages du matin
et voulu picorer les étoiles
au-delà du jour,
descend comme à regret
dans une grotte artificielle.
L'oiseau de chair, l'oiseau de plumes
creuse un tunnel dans le vent
pour parvenir jusqu'à la lune qu'il a vue en rêves
dans les branches,
tombe en même temps que le soir
dans un dédale de feuilles.
Celui qui est immatériel, lui,
charme le gardien du crâne
avec son chant balbutiant,
puis ouvre des ailes résonnantes
et va pacifier l'espace
pour n'en revenir que devenu éternel.
Nog andere talentvolle dichters zijn vernoemenswaard, Raben Mananjara, Flavien Ranaivo, Birago Diop, Léon Damas, René Maran, enz. Laatstgenoemde publiceerde gedichten met intelligente inhoud en een fijne gevoeligheid. La Maison du Bonheur, La Vie Intérieure, Le Visage Calme et Les Belles Images zijn werken die de auteur eer aan doen. Hij is ten andere bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitstek een klassiek schrijver. Maar René Maran, wordt vooral beoordeeld naar zijn prozawerken. Met zijn roman Batouala, bekwam hij in 1921 de Goncourtprijs. En nog geen drie jaar geleden behaalde hij ‘le grand prix de la Mer et de l'Outre-Mer’ voor zijn gezamenlijk werk. Behalve zijn edele humanistische gevoelens is René Maran nog een woordkunstenaar in de Franse taal. De kritici schrijven hem een onderlegdheid toe, die slechts weinig schrijvers van onze tijd zich hebben kunnen eigen maken. Ieder boek van Maran dat men onder de hand neemt dwingt bewondering voor zijn auteur af.
Sommige kritici hebben de mening verspreid als zouden de Negro-Afrikaanse dichters niet genoeg ‘zich zelve zijn’, en te gemakkelijk de Europese poëzie imiteren. De imitatie is onbetwistbaar het gevolg van een kultuur, geput in de werken van blanke schrijvers, die zij zich hebben eigen gemaakt maar vanop de schoolbanken. Men beweert ook dat zij zich te veel houden aan de vorm, ten koste van het lyrisme. Zonder hier bepaald stelling te willen nemen, in een geding waarin ikzelf betrokken ben, kan ik slechts zeggen dat de klassieke poëzie gehouden is aan vaste regels, terwijl anderzijds de vrije poëzie, die de meeste Negro-Afrikaanse dichters beoefenen, een totale vrijheid eist. Hieruit vloeit voort de sterke uitdrukkingskracht die de werken van Césaire bijvoorbeeld, doen uitmunten. Leest deze volgende versregels om U ervan te overtuigen:
Tam-tams de mains vides
Tam-tams inanes de plaies sonores
Tam-tams burlesques de trahison tabide...
Men mag verder zeggen dat de moderne poëzie zich meer en meer losrukt uit de knel van het klassieke vers, en ze wordt er niet door verarmd: ‘C'est qu'aujourd'hui d'autres devoirs s'imposent à l'artiste; c'est qu'aujourd'hui la poésie a une tâche à remplir, qu'elles doit de plus en plus être de son temps, s'associer à cette ardente recherche des problèmes de la vie moderne et ne pas craindre de se hasarder plus avant et plus bas dans l'expression des idées, des passions et des souffrances qui agitent la société en général et les sociétés coloniales en particulier’ (Damas). Mag men wel spreken van een revolutionnaire Negro-Afrikaanse poëzie, zoals diegenen bevestigen die geloven dat de zwarte schrijvers overdreven hun inferioriteitscomplexen uitstallen? Ik kan deze mening niet bijtreden. Bijna al deze dichters zijn universitairen, en er is geen schijn van minderwaardigheidsgevoel te bespeuren in de gedachten die zij uitdrukken. Er bestaat wel wat men zou kunnen noemen ‘La question Nègre’, waaruit het woord ‘Négritude’ ontstond, dat Senghor voor het eerst gebruikte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat woord kunnen de Blanken niet omlijnen zoals het hoort. Het zijn slechts de Zwarten zelf en de dichters vooral, die er de ware draagwijdte van omvatten, omdat het een stuk van hun zelf is. In overeengekomen taal, is ‘Négritude’ de psychologische toestand van de Zwarte, die zijn gedachten en daden beheerst. Césaire die er diep van doordrongen is, verdedigt haar als volgt:
‘Ma négritude n'est pas une pierre, sa surdité ruée contre la clameur du jour
Ma négritude n'est pas une taie d'eau morte sur l'oeil mort de la terre
Ma négritude n'est ni une tour ni une cathédrale
elle plonge dans la chair rouge du sol
elle plonge dans la chair ardente du ciel
elle troue l'accablement opaque de sa droite patience.’
De Negro-Afrikaanse poëzie is niet dwaas, noch duister, niet bevlekt met gemeenheden. Zij is authentiek, vrij en origineel. In een woord zij is zich zelve. De Zwarte heeft zijn eigen gedachten, handelingen, reflexen, en verbeelding. Zijn lijden en passies, vreugd en angst geeft hij in bewogen termen weer. Indien hij een mens is gelijk de anderen, en er al de hoedanigheden van bezit, indien hij weet dat hij zijn plaats heeft daar waar recht wordt gesproken, dan laat hij zich daarom nog niet bedwelmen door valse beloften. Hij wil werken, handelen, zijn persoonlijkheid doen uitkomen. Hij wil een man zijn van plicht en vooruitgang. De Zwarte schrijvers, dichters, romanciers en essayisten hebben zich als verdedigers opgeworpen van de belangen van hun land en de beschermers van de Negerbeschaving. Tal van problemen die zich stellen in de kolonisatielanden, houden de aandacht gaande van de zwarte publicisten en schrijvers, zij wakkeren hun strijdvaardigheid aan en beïnvloeden hun lyrisme. Men kan zeggen dat de Franse poëzie, in de overzese gebieden, een speciaal en eigen thema aanneemt, namelijk dit: dat de poëzie met de politiek nauw verband houdt. Aimé Césaire, Léopold-Sédar Senghor, Jean-Joseph Babéarivelo, Léon Damas, Lionel Attuly, de beste Zwarte dichters, maakten er hun programma van. De Negerbeschaving heeft slechts bestaanszin indien zij gevestigd is op de eerbied voor de instellingen en fundamentele wetten van hun land. De Negerkultuur is gevarieerd in haar wezen en princiepen. Zij is gecondenseerd in een gesproken literatuur, die een grote rijkdom bezit. Door zijn bijgeloof en toverkunst is de Zwarte een religieus wezen. Hij gelooft in het voortbestaan van de ziel. Hij heeft zijn totems, en verafgodt de beschermende geesten. Men betreurt het, dat het bijgeloof van de primitieven geminacht wordt. Hun dansen en ritussen worden aanzien als bijgelovig en oneerbaar. Dikwijls begint het kwaad slechts op het ogenblik dat men eraan denkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Afrikaan (M. Servais Agogny), betreurt dit feit en schreef er het volgende over: ‘Aujourd'hui, les Blancs sont venus. Ils nous ont émancipés. Les us et coutumes ancestraux, s'estompent et perdent de leur sens et de leur valeur. On trouve ridicule la virginité, la dot, certains chants et danses. On taxe même de sauvages certains rites, alors que chacun d'eux avait son sens et son influence sur la vie de la famille, sur la vie de la cité. Chaque divinité, que l'on s'ingénie à appeler fétiche, motte de terre ou morceau de bois, avait son rôle dans la cité comme dans la famiile’. Schrijver heeft hier in niets overdreven. Fetisjen, aardklompen, of brokken hout worden opgezocht en verzameld door de vrienden van de negerkunst. Zij sieren de Musea en salons. De kritici beoordelen ze als: ‘Mooi, fijn afgewerkt... Dit stuk is werkelijk geslaagd; dat andere is een meesterwerk; bekijkt dat ‘type’, het is het overblijfsel van een kunst die voorgoed verdween...’. Wat het hart oordeelt wordt naar zijn juiste waarde geschat.
Dit overzicht hangt slechts een onvolledig beeld op van de ware Negro-Afrikaanse poëzie en van hen die ze beoefenen. Maar even werd de sluier opgelicht die deze kunst aan onze ogen onttrekt en die voor velen, bij gebrek aan interesse, een onbekende blijft. Moge deze eerste contactname met de Negro-Afrikaanse literatuur, velen aanzetten tot het lezen van de literaire werken van de Zwarten, die ook meehelpen door hun werken, aan de vooruitgang van het mensdom, en daarom reeds onze aandacht waard zijn.
A.R. Bolamba |
|