Band. Jaargang 12
(1953)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 431]
| |
Algemeen beschaafd NederlandsAANLEIDING tot het neerschrijven van deze beschouwingen was het verschijnen van de vierde uitgave van de ‘Practische Uitspraakleer van de Nederlandse Taal’ van Prof. Dr. Edgard BlancquaertGa naar voetnoot(1). Naast andere eveneens zeer degelijke, maar misschien iets minder wetenschappelijke werken van uitspraakleer, - ik denk hier b.v. aan het zeer populaire handboek ‘Wezen en Techniek van de Voordrachtkunst’ van Anton Van der PlaatseGa naar voetnoot(2), - is en blijft dit boek van Professor Blancquaert het standaardwerk voor al wie enigszins belang hecht aan het spreken van een algemeen beschaafde omgangstaal. In het voorbericht bij de eerste uitgave, verschenen in 1934, schreef de auteur o.a. wat volgt: ‘Wil Vlaanderen een beschaafd land worden, dan moeten de Vlamingen een beschaafde levensvorm veroveren, en hierbij hoort beschaafd spreken. In afwachting dat de hogere stand op dit gebied zijn naam waardig wordt, moet van de openbare ambtenaren en bedienden een wezenlijk voldoende taalkennis en uitspraak worden geeist; moet de school van hoog tot laag op intensieve wijze de beschaafde taalvorm inprenten; moeten de schouwburgen hun opvoedende rol begrijpen en vervullen; moet bij de radio-uitzendingen meer en meer worden gestreefd naar een taal en uitspraak die tot in de puntjes verzorgd klinken, moet de film-censuur geen films dulden die een foutieve taal schrijven en spreken’. De vooruitgang van het Algemeen Beschaafd Nederlands in Vlaanderen is sedertdien ongetwijfeld zeer groot geweest. Ook in de Kolonie staan we thans heel wat verder dan voor de oorlog. Maar zowel hier in Kongo als in Vlaanderen dient onverpoosd verder geijverd voor de verspreiding van een algemeen beschaafde omgangstaal. De noodzakelijkheid hiervan doet zich in Kongo des te scherper voelen omdat we in één stad, en zelfs in één broessepost gewoonlijk te doen hebben met mensen die uit de meest verschillende streken van Vlaanderen en Nederland afkomstig zijn en die dus noodgedwongen reeds een min of meer beschaafde spreektaal moeten aanwenden om zich onderling verstaanbaar uit te drukken. Tussen die min of meer beschaafde spreektaal en het algemeen beschaafde Nederlands ligt evenwel een zekere afstand. En om die te overbruggen ware het wenselijk dat wij ten gepasten tijde een boek als dat van Professor Blancquaert zouden raadplegen. Het zou een vergissing zijn te denken dat dit handboek enkel bestemd is voor ons leraarkorps, voor de redacteurs en speakers van de radio. Neen, | |
[pagina 432]
| |
deze uitspraakleer is onontbeerlijk voor al wie in het openbaar het woord moet voeren: ik denk hier b.v. aan de voorzitters en bestuursleden van onze Vlaamse Verenigingen zoals Vriendenkringen, Davidsfonds en Vlaamse Toeristenbond, aan de welwillende personen die de filmbesprekingen leiden in onze Vlaamse Ciné-forums, aan de Vlaamse kanselredenaars, aan regisseurs en spelers van onze Vlaamse Toneelkringen in Kongo. Ook voor hen is het boek van Professer Blancquaert, of een ander degelijk handboek van uitspraakleer onmisbaar. En waarom zou zelfs de doorsnee-Vlaming 'n dergelijk werk niet op tijd en stond raadplegen? We weten allen bij ondervinding hoe potsierlijk het soms aandoet hooggeplaatste Vlamingen, - het wezen ministers, senatoren of volksvertegenwoordigers, - een vulgair brabbeltaaltje te horen spreken. We hebben allemaal reeds minachtend en zelfs verontwaardigd geglimlacht bij het aanhoren van sportverslagen verzorgd door zekere moederlandse radioreporters. Maar hebben we er wel aan gedacht dat wijzelf misschien een zeer pover figuur zouden slaan moesten we in hun plaats op het spreekgestoelte of voor de micro geroepen worden? Een boek als dat van Dr E. Blancquaert, professor in de Nederlandse Filologie, bestuurder van het Fonetisch Laboratorium en van het Seminarie voor Dialectologie aan de Universiteit van Gent, blijkt voor om 't even wie een veilige gids te zijn op de weg naar het verwerven van een zuivere spreektaal. Deze gids brengt ons naast zeer interessante inleidende begrippen een hoofdstuk over de bouw en werking van de ademhalings- en spraakorganen. Volgt dan een studie van de beschaafd Nederlandse spraakklanken een voor een met aanduiding van hun algemene eigenschappen, duur, hoogte, kracht en timbre. Verder een hoofdstuk gewijd aan de verbindingen van spraakklanken: syllabe, woord, woordklemtoon, zin, assimilatie en klankinvoeging. Tenslotte worden nog behandeld: de uitspraak van de vreemde woorden en de spraakgebreken. In aanhangsel volgen dan een ganse reeks oefeningen, fonetische teksten, de klassiek geworden alfabetisch-fonetische woordenlijst van Prof. Blancquaert, die dagelijks door honderden wordt geraadpleegd, een rijke bibliografie betreffende algemene fonetiek, Engelse, Duitse en Franse uitspraakleer, Nederlandse uitspraakleer en spraakgebreken. Iedere Vlaamse intellectueel zou deze encyclopedie van de beschaafde uitspraakleer moeten bezitten... en raadplegen!
O.J. Lodewijcks |
|