Band. Jaargang 12
(1953)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 425]
| |
n'Groot Limburger in 't Verre Oosten: Petrus Maria VranckenOP de achtste November 1806 aanschouwt Petrus Maria Vrancken in 't nederig dorpje Montenaken, onder de rook van Maastricht, 't levenslicht. De Voorzienigheid heeft met dit wicht iets groots voor. Eer hij z'n 23e levensjaar voleind heeft zijn al de studies van philosophie en theologie met opvallend succes voltooid. Rome geeft dispensatie en 't heilig sacrament van 't priesterschap wordt hem in 't seminarie te Namen (Wallonië) toegediend. Zijn eerste standplaats is vlak bij z'n geboorteplek: Vroenhoven, toen (vóór de opstand van 1830) nog Nederlands grondgebied. Na 'n korte poos begroet Sint Gieteren (= Sint Geertrui bij Eisden) de nieuwe herder. 'n Nieuwe promotie ligt weldra klaar. Sittard verwelkomt hem eerst als pastoor, en viert na drie jaar feest, wanneer de zielzorg van 't dekenaat aan de Zeer Eerw. P.M. Vrancken wordt opgedragen. Groter is de vreugde van Sittard en Limburg, als Rome deze volijverige en geleerde priester de volheid van 't priesterschap n.l. de bisschopswijding laat toedienen: Episcopus van Colophon, in partibus infidelium, zo leest Monseigneur Johnnes Augustinus Paredis, óók Vlaams Limburger (geboren te Bree 28-5-1795), de officiële benoeming voor. Onder diepe ontroering neemt Zijn Doorluchtige Hoogwaardigheid afscheid van de Limburgse bevolking. De Regering heeft hem de ridderorde van de Nederlandse Leeuw toegekend. Met deze antecedenten aanvaardt de missie-bisschop in December 1847 vanuit Rotterdam de reis per zeilschip naar Java. Hij zet voet aan wal bij Pasar Ikan, de oude haven van Batavia, in Februari 1848. In deze stad treft hem de taalmuziek van Limburgers en meer dan zevenduizend andere Zuid-Nederlanders, bijna allen deel uitmakend van ons koloniale legerGa naar voetnoot(*). Monseigneur Vrancken treft de missie in vrij droevige toestand aan. Zijn geëerde voorganger Jacobus Groof had naar best vermogen gewerkt | |
[pagina 426]
| |
en gewied in 's Heren wijngaard: eerst in Suriname, daarna op Java c.a., had de rechten van de kerk kloek verdedigd tegen onduldbare inmenging van buitenstaanders. Door zijn apostolische houding werd hem de praktische uitoefening onmogelijk gemaakt. Met vier medehelpers zag hij zich gedwongen te repatriěren. Java was zodoende zonder zielzorg. 't Eerste lustrum van 't Apostolisch Vicariaat ging volkomen onopgemerkt voorbij. Bisschop Vrancken moest al zijn diplomatieke talenten, zijn humaniteit en Limburgse beminnelijkheid aanwenden, om bij de hoge instanties goodwill te stichten. Dank zij deze gaven van geest en hart heroverde hij voetje voor voetje verloren terrein. Na 'n jaar werken doet zich 'n ongezochte gelegenheid voor om publiekelijk, in pontificaal ‘tout’ Batavia, ja, meer dan dat - te ontmoeten. De vermaarde Maastrichtenaar Andreas Victor Michiels, generaal-majoor en commandant van de Indische armee (geboren op 30 April 1797) is bij gevechten op Bali dodelijk getroffen. Aan de bekomen verwondingen sterft hij aan boord van 'n oorlogschip, op 25 Mei 1849. De grootse begrafenis vindt plaats te Batavia vanuit de Kathedraal naar 't kerkhof, Tanah Abang, waar verscheidene Limburgers de eeuwige slaap slapen. Met 'n vooruitziende blik beseft Monseigneur Vrancken hoezeer de vorming van 'n Indonesische clerus nodig is. Zes priesters hebben de zielzorg voor 'n gebied, dat zo breed is als de afstand van Ierland tot achter de Oeral! Te Batavia komt haast geen Europeaan in de kerk, maar de bisschop geeft de moed niet op. Dienstreizen naar Sumatra en Oost-Java brengen verloren schapen in de kerk terug. Op Banka dient hij talrijke Chinezen 't heilig vormsel toe. Hij vergt te veel van z'n krachten en in 1854 vertoeft hij in 't vaderland o.m. te Montenaken en te Maastricht. Na 't feest in Rome te hebben bijgewoond ter gelegenheid van 't afkondigen van 't dogma der Onbevlekte Ontvangenis, en na verslag te hebben uitgebracht aan de Heilige Vader verheft deze hem tot Romeins graaf. Bovendien benoemt Z.H. hem tot Huisprelaat en Assistent-Bisschop bij de pauselijke troon. Sittard is zijn herder niet vergeten. Zeven Ursulinen geven gehoor aan zijn roep en zetten koers naar Batavia, waar ze na 140 dagen zwalken 't anker laten vallen. De 25e Januari 1856 is de bisschop via 'n kortere weg reeds aangekomen. Zijn engelbewaarder redt hem in 1857 op Sumatra's Westkust van de verdrinkingsdood. Na veel wikken en wegen lukt 't hem de militante Compagnie van Jezus te winnen voor de missie in Indonesië. De eerste Jezuieten komen het handvol priesters bijspringen. | |
[pagina 427]
| |
Van 1848 tot 1863 geniet Monseigneur de hulp en vriendschap van de grijze Vlaming, de oud-vicaris-generaal van Perth (Australië), JAN JOZEF JOOSTENS, geboortig uit Keersbergen die op 85-jarige leeftijd onder de palmen van Batavia ter aarde wordt besteld. Rome heeft uit de verte de man-uit-Montenaken zien zwoegen en benoemt hem in 1861 tot Ridder van 't Heilig Graf, en in 1863 tot doctor in de godgeleerdheid en 't kerkelijk Recht. De 1e Mei 1865 moet de bisschop afscheid nemen van bijna duizend Vlaamse, Limburgse en Brabantse soldaten te Batavia en van 1700 burgerkatholieken. Na ruim 2 jaar is Monseigneur weer op z'n post. Uit Europa brengt hij 't Commandeurschap van de IJzeren Kroon van Oostenrijk mee. In 1869 vertoeft de dynamische man weer in de Eeuwige Stad. Paus Pius IX eert zijn apostolische medewerker met 'n gouden borstkruis, schitterend van briljanten, robijnen en topazen, eertijds gedragen door Pius VII, tijdens 'n ballingschap te Fontainebleau. Het Apostolisch Vicariaat van Batavia bewaart dit stuk als 'n kostbare relikwie. Als de werker-in-de-wijngaard in Februari 1871 op Java begroet wordt vermoedt hij misschien niet, dat Onze-Lieve-Heer tevreden is over zijn ongelofelijke zielenijver. De 29e November klinkt zijn bewogen vaarwel. Wanneer hij in 1874, in Europa rustende, geen hoop meer koestert te kunnen missionneren vraagt hij ontheffing van zijn functie. Uit dank benoemt Pius IX hem tot Aartsbisschop van Attalia. Zo ooit iemand 'n otium cum dignitate verdiend heeft dan deze rusteloze ploeger en zwoeger. Vijf jaar is 't hem gegeven in 't land der vaderen te vertoeven. Op de 17de Augustus 1879 beieren over Hasselt de doodsklokken en wordt deze onvolprezen Limburger de laatste eer bewezen. Hem hier en nu 'n saluut te brengen als grootnederlandse figuur, als pionier in allermoeilijkste tijden op Java, Sumatra en andere eilanden - is voor mij 'n plicht van eenvoudige dankbaarheid. Moge Limburg, moge Vlaanderen en Nederland, maar ook Indonesië hem nimmer vergeten!
Jef Notermans. |
|