ben zij eindelijk vermist. En Frans Adelhart moesten zij dan gaan zoeken. Dat zij er in acht maanden zouden in gelukken? Ik twijfelde er aan! En dat is het juist deze twijfel! Deze onwetendheid! Vandaar mijn angst.
Of zij het zouden ophelderen? Wie zegt het mij toch of zij het zouden kunnen oplossen, wanneer het met mij gedaan is? Weet ge, het leven heeft werkelijk geen zin, maar het is opwindend. En kan men daaraan verzaken?
Alles wat wij in het leven doen, doen wij alleen omdat het opwindend is. Of gelooft gij dat wij mensen leren uit onze gebreken? Gekheid! Wij vinden ze opwindend. Of wij schotels uit aluminium draaien of elkaar om het leven brengen - blijft uiteindelijk hetzelfde.
Ziet ge, toen ik daar straks op de brug stond, vóór gij kwaamt, en ik het de eerste maal beproefde, dan dacht ik: ‘Zullen zij je wel opvissen?’ Toen ik voor de tweede keer besloten was: ‘Waar zullen ze je opvissen?’ Bij de derde maal: ‘Zullen ze je wel herkennen?’
Weet gij wat toen in mijn hoofd rondspookte? Of zij mij als Johan Krischke of Frans Adelhart in hun overlijdensakten zouden inschrijven...
Acht en dertig jaar heb ik als Johan Krischke geleefd, als Frans Adelhart slechts acht maanden! - Elke tijd laat sporen na, of het kort of lang was. En ook ieder van ons. Het is onzin dat wij na de dood vergeten worden. Iets leeft voort. Wat, ik weet het niet. Iets in elk geval.
Ik moet u een geschiedenis vertellen: Toen mijn moeder stierf, dat is nu bijna twintig jaar geleden, was ik in een kerk. Bidden deed ik niet, die tijd was lang voorbij. Het was Allerzielen. Weet ge waarvoor gij toen zoudt gebeden hebben? - Voor die doden waaraan niemand denkt.
Hier leeft elkeen verder, dacht ik bij mij zelf. En deze gedachte liet mij niet meer met rust. Ook vroeger waren zij allen hier.
Nemen wij voor eenmaal aan dat ik van de brug was gesprongen - en gij hadt mij er uitgehaald - en mij niet herkend. Dan hadden zij mij opgezocht. Zo gemakkelijk kan men niet verdwijnen! Stel u voor, aan alle aanplakborden mijn naam! - Mijn naam!
En indien gij mij herkend hebt: Zelfmoord in het water! In alle dagbladen mijn naam! - Mijn naam!
En daarenboven: Johan Krischke is ook Frans Adelhart.
Met Allerzielen bidden zij voor Johan Krischke en voor Frans Adelhart. Zo mijn oude onderwijzer gelijk heeft - die heeft namelijk gezegd, elk gebed dat voor een zelfmoordenaar gebeden wordt, in diens oor dringt als een roep: ‘Gij moordenaar!’ - ja, wanneer hij gelijk heeft - en zij bidden dit jaar, volgende jaar, jaren, eeuwen lang - een eeuwigheid...
Alleen het gedacht daaraan! Hoe kunnen de mensen zo iets uitdenken?
Zeg eens, gelooft gij aan God? - Ik zweeg.
‘Ik wenste dikwijls dat ik in Hem zou kunnen geloven’ voer hij verder. ‘Maar na alles wat gebeurd is, kan ik het niet meer! Geloven is eenvoudiger dan niet geloven!
Maar, als die angst er maar niet was.
Gij gelooft aan God, goed. Wanneer er nu geen is - en er is geen -,