Band. Jaargang 12
(1953)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 381]
| |
Van Kerckhoven over zijn Werk en ook... over enige van zijn TijdgenotenIN een korte bijdrage, vóór een paar jaar gepubliceerd, hadden wij de gelegenheid te wijzen, aan de hand van documenten van luitenant Liévin Van de Velde, op de latente vijandschap die onder de kolonisatoren van het eerste uur, in Congo heersteGa naar voetnoot(1). Deze animositeit gaf soms aanleiding tot pijnlijke incidenten. De snibbigheid, die de betrekkingen van de ene blanke tegenover de andere kenmerkte, kan in vele feiten haar verklaring vinden: het drukkend klimaat, de alom dreigende ziekte, de zware taak die niet zelden met ontoereikende middelen diende te worden ondernomen, het gebrek aan afwisseling bij bezigheid en bij ontspanning, de tegenstelling chef-ondergeschikte die in een zo kleine samenleving en onder een tropische zon wellicht scherper tot uiting kwam... In alle omstandigheden, onder alle verhoudingen, komt er echter één constante bron van moeilijkheden voor, nl. de diversiteit van nationaliteiten. Het gebrek aan homogeniteit bij de blanke bevolking woog als een zware hypotheek op de activiteit van de expeditie waarvan Stanley de leiding had. Stanley blijkt trouwens zelf niet helemaal vrij geweest te zijn van een dergelijke geestesstemming... Dat wordt o.m. bewezen door het getuigenis van Van Kerckhoven, wiens opinie we overigens ook voor andere tijdgenoten, zoals die in een paar van zijn brieven voorkomt, zullen aanhalen. Even onze berichtgever situeren. Guillaume Van Kerckhoven (1853-1892), onder wiens bevel later een van de expedities naar de Nijl zou staan, werd op 17 Augustus 1883 aangesteld tot chef van de post IsangilaGa naar voetnoot(2). In een eerste brief, gericht tot zijn vader, gewaagt hij over het personeel in zijn nieuwe werkkring en hij beschrijft o.m.: ‘Ik heb eenige kleine’ jongens, zonen van den koning en de prinsen die de tafel dienen met veel’ verstand en tot wie ik Vlaamsch spreek...’Ga naar voetnoot(3). Van Kerckhoven verhaalt verder, hoe het kwam dat hij, alhoewel chef van Isangila, toch op weg was naar de Stanley Pool. De reis van Sir Frederick John Goldsmid gaf daar de aanleiding toeGa naar voetnoot(4). Goldsmid (1818-1908), een Engelse militair, met grote | |
[pagina 382]
| |
belangstelling voor Oosterse talen en met verscheidene technische en politieke zendingen op zijn actief, werd in Juli opgepikt door Leopold II en met een speciale opdracht gelast. Deze bestond erin, een confederatie op te richten van volksstammen, wonende langs de Congostroom, onder de leiding van de Internationale Congo VerenigingGa naar voetnoot(5). Goldsmid's reis begon te Vivi op 20 September 1883, doch zou niet lang durenGa naar voetnoot(6). Van Kerckhoven werd voor een korte tijd zijn reisgenoot en wij laten hem dan ook aan het woord: ‘de généraal is ziek in myne statie gekomen, waar hy tien of 12 dagen tusschen leven en dood geweest is. Wanneer hy een weinig beter was, wilde hy naar Vivi terug keren; men vroeg negers om hem in eenen hamac te dragen, en daar kwam toe Issanghila 20 man Houssas, die hier als soldaten engageert zyn. Die mannen wilden niet dragen, zoo dat ik verplicht geweest ben, de généraal door myne mannen te doen vervoeren. Ik ben mee geweest tot Vivi zonder bed, tent, niets dan met eene sargie. 4 dagen zyn wy te Vivi gekomen; de généraal was beter en zeer te vreden, zoo dat hy zelfs zyne tent en zyn bed gegeven heeft en my zal opgeven wanneer hy naar Europa trekt.’ Met de kommandant van de Hausa, een Engelsman, krijgt Van Kerckhoven het aan de stok: ‘Ik had hem gezegd dat hy niets kon doen met zyne'Issanghila maar op de mannen, dat hy er verveerd van was, enz. enz.’ Te Vivi neemt de Engelsman zijn ontslag. Generaal Goldsmid vraagt dan aan Van Kerckhoven, of hij de weinig bemoedigende taak op zich wil nemen, die ongedisciplineerde soldaten naar de Stanley Pool te vergezellen. En het gaat Van Kerckhoven ook niet zo gemakkelijk: ‘Men gaf my 47 Houssas, echte duivels. Sins dien tyd heb ik veel afgezien; die mannen hadden geweeren en cartouchen, zyn de grootste dieven die de ingeboorlingen hier hebben. Alles ging goed toe Issanghila - maar op de route van Manyanga heb ik veel afgezien, en meer dan eens myn leven moeten wagen, om ze doen voort te gaan...’. Nu moet ook er op gewezen worden dat hij het traject Isangila-Manyanga langs de landweg aflegde en niet per boot, zoals gebruikelijk. Spijt deze, hem in de vorm van woelige Hausa overgezonden beproeving, gaat het Van Kerckhoven geestelijk goed: ‘Ik ben boven al zeer gelukkig, zoo gelukkig dat ik in dezen oogenblik geenen minsten lust heb om terug te komen.’ Zijn schrijven besluit Van Kerckhoven met een kort woord over de toestand in de Congo: ‘Op de zaken van den Congo kan ik weinig zeggen - de gazetten liegen altyd gelyk gewoonte en vertellen dingen die ons hier doen lachen. - In alle geval het gaat niet te goed in den Opper Congo, waar eenige statien zijn verbrandt. De Brazza is terug gestooten in het land van Makoko met geweerschotten. De mission van den généraal Goldsmith, man van by de 65 jaren, met den moed van eenen | |
[pagina 383]
| |
jongen man, is een vreden mission. Stanley is op de Opper Congo, en men verwacht hem binnen eenen maand. Ik zal myn best doen om met hem te gaan, tot aan den Stanley Falls.’ Uit een tweede schrijven, gedagtekend: Vivi, 20 Juny 1884, blijkt, dat Van Kerckhoven onder het onmiddellijke bestuur van Stanley heeft kunnen arbeidenGa naar voetnoot(7). En wel in de omstandigheden als hieronder geschetst. Uit de post van Isangila wordt Van Kerckhoven door Stanley weggetrokken en krijgt als taak het opkopen van terreinen gelegen tussen Vivi en Boma. ‘Ik heb dit werk voleindigd’ - zo schrijft Van Kerckhoven aan zijn vader - ‘met veel geluk; de Portugezen en de witte commercanten van Boma werkten tegen ons met al hunne macht en gaven wapens en goed tot de koningen om dat die ons niet zoude ontvangen.’ Het ergste blijkt onze correspondent gestoord te zijn door de ondankbaarheid van zijn chef: ‘Alles is gelukt maar Stanley die niets voor de Belgen over heeft heeft mij zelfs niet bedankt. Het is een slecht man, niet juist, alles voor hem, niets voor de andere, brutaal met de Europeanen als het geen Engelschen zyn. Hy is weg en ik ben er zeer te vreden over.’ Welke preciese voorvallen Van Kerckhoven ertoe aangezet hebben, een zo vernietigend oordeel over zijn chef te vellen, wordt in de brief niet aangegeven. Alleen menen wij hier weer voor een zeer duidelijk voorbeeld te staan, van in termen van nationaliteit uitgedrukte antithesen. Toch moet hieraan toegevoegd worden, dat Van Kerckhoven niet de Engelsen als entiteit in zijn smalend oordeel betrekt, vermits wij verder lezen: ‘De Kolonel de Winton - een goed man is in zyne plaats en hy heeft my een nieuw werk gegeven.’ Dit nieuwe werk bestaat uit de verkenning van een streek gelegen tussen de Congo en Djue. Daartoe krijgt hij slechts 10 man als escorte. ‘Maar ik moet en ik zal er door’, zo luidt het. Een moeilijkheid van een heel andere aard rijst evenwel op: ‘Ik moet dicht by Brazzaville passeeren, dit is het moejelijkste want de Brazza is in Stanley Pool en hier komt het nieuws zoo rap als met de telegraaf. Als hy dit weet dan gaat hy de koningen tegen my opmaken...’ Deze laatste passage is eveneens tekenend voor de praktijken, waartoe de Europeanen hun toevlucht namen, bij de inbezitneming van territoria in Centraal Afrika. Zo de lezer nu de mening mocht toegedaan zijn, dat Guillaume Van Kerckhoven de bedoeling had zijn oordeelvelling over Stanley als een top-secret aan zijn vader mede te delen, dan kan gewezen worden op het post-scriptum van de tweede, door ons geciteerde en benuttigde brief: ‘Mynen brief aan niemand laten lezen, want ik schryf te slecht. Vertellen kunt gy doen.’ Hetgeen wij dan ook hebben gedaan...
Dr Marcel Luwel. |
|