mans, Henri Drum, René Tonnoir, Mevrouw Maquet-Tombu, Frans Demers, Sylva De Jonghe, en missionarissen als de paters Bittremieux, Verreet en Minjauw om maar enkel deze te noemen.
Na de jongste wereldoorlog groeide de Europese bevolking in Kongo aan in een zeer snel tempo, en centraliseerde zij zich grotendeels in enkele grote centra. Haar aantal maakt hoe langer hoe meer een onderhouden en gevarieerd artistiek leven mogelijk. De ontwikkeling van het luchtverkeer tussen België en de kolonie, en de uitbreiding van de luchtvaart in Kongo zelf, maken bovendien snelle verplaatsingen mogelijk, zodat ook Belgische geleerden, voordrachtgevers, kunstenaars en toneelgroepen gemakkelijk in een rekordtempo de bijzonderste centra van de kolonie kunnen bezoeken, om er de kolonialen te laten medegenieten van het kunst- en geestesleven van het moederland.
Het Ministerie van Koloniën heeft ook vrij spoedig begrepen dat het in deze gewijzigde levensomstandigheden in Kongo een speciale rol te vervullen had: deze van promotor en mecaenas van dit kulturele leven in de kolonie. Zo worden sedert enkele tijd door het Ministerie geregeld een tiental reisbeurzen per jaar toegekend aan kunstschilders, beeldhouwers, musici, letterkundigen en voordrachtkunstenaars die de kolonie bezoeken willen, en die dan van de gelegenheid gebruik maken om er voor het kongolese publiek op te treden, een lezing te houden, of er te exposeren. Zo kregen wij reeds gelegenheid kontakt te nemen met kunstenaars als Maurice Roelants, Karel Jonckheere, Gerard Walschap, Emiel Van Hemeldonck, Floris Jespers, Luc Peire, Jos Demaegd, Laurent Moonens, Marcel Notebaert, Prof. Valentin Denis, e.a. Bij besluit van de Prins-Regent, in datum van de 8ste Maart 1950 werd trouwens bij het Ministerie van Koloniën een raadgevende commissie opgericht, samengesteld uit letterkundigen, kunstenaars en kunstcritici, die tot taak hebben het Departement bestendig te adviseren en voor te lichten in verband met de mogelijke uitbreiding der kulturele en artistieke betrekkingen tussen het moederland en de kolonie.
Het ‘Belgisch Centrum voor Internationale Culturele Uitwisselingen’ geleid door dhr Maurice Huisman heeft van zijn kant ook Belgisch-Kongo sedert enkele jaren ingeschreven op zijn programma, en maakt het mogelijk, mede met de steun van het Ministerie en de grote koloniale maatschappijen elk jaar een Franstalige en Nederlandstalige groep van het Nationaal Toneel van België naar Kongo te zenden. Zo konden de Vlaamse kolonialen tijdens de laatste vier jaar reeds, in prima-conditie, werken zien opvoeren als ‘Leontientje’ van Felix Timmermans, ‘De Gekroonde Leerse’ van Michel de Swaen, ‘Paradijsvogels’, ‘Zomeravond’ en ‘Leentje uit het Hemelrijk’ van Gaston Martens, ‘Candida’ van Bernard Shaw, ‘De Gevaarlijke Bocht’ van Priestley, ‘De Erfgename’ van Ruth en Goetz, naar de roman ‘Washington Square’ van Henri James, ‘Glazen Speelgoed’ van Tennessee Williams, een Vlaamse bewerking van de satire ‘Ninotschka’; het bijbelspel van Raynald ‘Heeft geleden onder Pontius Pilatus’ en van