Band. Jaargang 12(1953)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 339] [p. 339] Nieuwe verzen Dubbel landschap Een Zondag, en de Herfst waait over met vooglen, en gezoef van wind... Natuur, natuur, schone belover, de grote mizerie begint. Maar October gaat nog eens open, de Zomer toont zijn aangezicht voor 't laatst, een dichter zoekt zijn tropen voor een hoog loflied aan het licht: licht van de zon, o gouden regen, witte, stuivende wemeling, stuifmeel der zonnebloem, gezegen zegenend over alle ding, heilige helderheid, zuivere klaarte die ons omvloeit en ons doorstraalt, en ons ontheft aan alle zwaarte tot waar de geest vrij ademhaalt: o geestelijke blijdschap der zinnen in 't naproeven van een seizoen, nog ééns al het aardse beminnen, onreedlijk, en dan boete doen! [pagina 340] [p. 340] Landschap, luie kadans van baren. ontmeetlijke vloed van grond en licht, vreugde springt op, niet te bedaren, spiegel, o dubbel aangezicht, alles wat leeft onder mijn ogen in deze ronde oneindigheid wordt door inwendig licht bewogen, door goddlijke electriciteit, heuvlen waarop de beuken kruiven als golven waar het licht op spat, een rood dak, een grijs dak, en duiven toeren zich rond een Toren zat: de ziel herkent in alle dingen haar verholen betekenis, 't verdriet, 't verlangen, en haar zingen soms, als de tijd gekomen is. Als al wat komen moest, geschied is, als alle onzuiverheid geboet, gebeurt het wonder dat het lied is: de ziel zet het heelal in gloed. Hubert Van Herreweghen Vorige Volgende