| |
| |
| |
De twaalfde Poëziedagen te Merendree
Poëzieliefhebbers te gast bij E.H. Basiel de Craene
WIE enigszins met de Vlaamse letterkundige week-ends vertrouwd is, weet dat de animator van de Vlaamse Poëziedagen, waarvan op 25 en 26 Juli de XIIe editie verzorgd werd, E.H. Basiel De Craene een bijzonder voetje voor heeft bij de weermaker. Men kan dus van talrijke enthousiaste jongeren en jong van hart verwachten dat zij ééns per jaar, in eigen land een plekje wensen te vinden waar het goed weder is. Zo was het ook anno 1953 te Merendree ondanks alle voorspellingen van Ukkel.
Het stille dorpje werd met velerlei middelen bereikt tijdens het laatste week-end, en niet geheel tot ongenoegen treffen de getrouwen er telkens weer oud-gekenden en worden de nieuwelingen, mits wat durf, spoedig in het milieu opgenomen.
Het zou een wat overdadige opsomming worden alle illustere beroemden en debuterenden op een lijst neer te schrijven. Bepalen wij ons tot de vermelding dat de hh. Ministers De Taye en De Schrijver, Senator Gabriëls, volksvertegenwoordiger Struyvelt, van hun belangstelling lieten blijken. Andere personaliteiten lieten zich verontschuldigen, terwijl de spijtige afwezigheid van Dr. O. Van Mulders en Dr. Prof. Fr. De Backer levendig werd aangevoeld.
Wanneer dan eindelijk na het luiden van het belletje de geluiden van de hartelijke begroeting zijn stilgevallen, heerst dadelijk de vertrouwde sfeer onder bloeiende katalpa. Het is dit ogenblik dat de paster van Merendree waarneemt om zijn oprecht welkom aan de talrijke aanwezigen toe te sturen. De gulle groet komt steeds met diezelfde stem uit de vaderlijke gastheer van de poëten, die met welbehagen zijn gehoor over de bril weet te monsteren.
Nadat E.H. De Craene aankondigde dat de eerste spreker E.H. Remi Van de Moortel, die een overzicht diende te geven van de ‘Poëtische Oogst 1952-1953’ verstek had gemaakt door onvoorziene omstandigheden, liet hij zijn stoottroepen van declamators de dames D. De Ghouy, Germ. Rijckhoff-Ceunen en de heren Cyr. Verleyen, Fr. Roggen en Herm. Niels, aanrukken, die tijdens deze namiddagzitting o.a. de gedichten voordroegen van J.P. Van Assche ‘De Meeuw’, Frank Meyland ‘Impromptu’, Ward Hernout ‘Wij vonden nog...’, J. Liekens ‘Avondmeer’, P. Van den Dael ‘Spleen’, en E.H. A. Suenaert ‘Vervreemde Thuiskomst’.
| |
[pagina t.o. 288]
[p. t.o. 288] | |
Dr VAN WYMEERSCH medestichter van ‘Band’
| |
| |
| |
Nieuwe thesis over de figuur van Franz Kafka
Prof. Dr. H. Uyttersprot handelde vervolgens over de figuur van de Praagse auteur Franz Kafka, in het bijzonder over de veelomstreden roman ‘Der Prozess’, die in 1925, na de dood van de auteur, tegen diens laatste wilsbeschikking in, werd uitgegeven. ‘Der Prozess’ werd herhaaldelijk gedrukt en vertaald en tevens bewerkt voor het toneel en de film.
In tegenstelling met de novellen gepubliceerd door Kafka zelf en die alle een bewijs van grote gesloten- en zuiverheid geven, ontstond door de verwarrende indruk die ‘Der Prozess’ verwekt een veelbesproken Kafka-mythe.
Eerstgenoemde roman, die evenals ‘Das Schlosz’ en ‘Amerika’, door Max Broth, een vriend van de overleden schrijver, werden uitgegeven, hebben reeds een stroom van studies uitgelokt.
Aan de hand van een uitspraak van Kafka, naar aanleiding van andere meer onduidelijke romans ‘Das verstehe ich nicht’, bracht Prof. Uyttersprot een geheel nieuw licht op het nagelaten werk van de Praagse schrijver. Spreker beklemtoonde dat alle essayisten zich hebben blindgestaard op een tekst zoals deze door de uitgever werd voorgelegd, doch die volgens hem niet de juiste kan zijn.
Wat thans dus als de chaos van Kafka voorkomt, zou te wijten zijn aan het feit dat een gedeelte der manuscripten ontbreken, hetzij dat zij nog niet geschreven werden, hetzij dat ze verloren gingen, terwijl ook de volgorde van hun opname in het boek, volgens spreker, niet de juiste kan zijn. Aan de hand van verschillende details verdedigde Prof. Uyttersprot een thesis die, indien zij de Kafka-mythe zal ontwrichten, een geheel ander licht op deze belangrijke auteur werpen zal.
Inmiddels wist Prof. Uyttersprot de belangstelling sterk gespannen te houden en wordt met interesse uitgezien naar zijn omvangrijke publicatie over dit onderwerp die weldra het licht zal zien.
| |
Demonstratie van voordracht in de school en debat-uurtje
Voorgesteld door Inspecteur Van Hoof, die de figuur belichtte van de declamator Bert Debois, bracht laatstgenoemde een causerie over de opvoedkundige betekenis van het voordragen in het lager onderwijs.
De lezing die naar onze mening wel enigszins buiten het kader van de poëziedagen viel, gezien de aard van het betoog, werd opgeluisterd door een demonstratie van een achttal leerlingen. Deze voordracht diende voornamelijk om het geacteerd voordragen, klank- en rhythmeoefeningen te bewijzen.
Dit alles was aanleiding tot een vruchtbaar debat, dat onder leiding van Dr. P. De Rijck stond, en waaraan deelnamen de hh. De Grauwe, Rumes, J. Waterschoot, Vermeire, e.a.
| |
| |
| |
Veel gemin, weinig gewin
De eerste dag werd besloten met een prachtige opvoering in openlucht door de leden van het Reizend Volkstheater van het Nationaal Toneel. Het stuk van Shakespeare ‘Veel gemin, weinig gewin’, dat in het prachtige kader van het grote plein ten tonele werd gebracht, stelde de verdienste van de artisten volop in het licht.
Maar de luidruchtigheid van het succes bij het einde werd nog vele uurtjes overgeplant naar de kom van het dorp, waar de gasten van E.H. De Craene, weliswaar met inachtname van de regels, poëtische en andere aangelegenheden aan ‘le zinc’ bleven beslechten.
| |
Zondagvoormiddag P.G. Buckinx-hulde.
De deelnemers die elkaar terugvonden onder de katalpa kregen tijdens de voormiddagzitting een treffende hulde te aanhoren van André Desmedts, die op een eigen manier de poëzie van de dichter P.G. Buckinx, die vijftig jaar werd, belichtte.
Demedts herinnerde aan zijn eerste ontmoeting met de gevierde, ongeveer vijf en twintig jaar geleden, toen deze zijn eerste bundel ‘De Doortocht’ had gepubliceerd. Spreker gaf de synthese van dit dichterschap weer met het wijzen op Buckinx speuren naar de innerlijke waarde en zijn ontdekking van het leven. Spreker noemde Buckinx de grootste dichter van zijn generatie en wenste hem nog een gelukkig begin toe van een tweede halve eeuw.
Nadat Dr. P. De Rijck aangekondigd had dat door het Comité der Vlaamse Poëziedagen een rijmprent van P.G. Buckinx wordt uitgegeven, werden een paar mooie gedichten van de gevierde dichter voorgedragen.
Tijdens de zittingen van Zondag werd eveneens nog werk ten gehore gebracht van Mw. Van der Haeghe ‘Heelkundige Bewerking’, L. Hendrickx ‘Uitvaart’, Raf Van Loo ‘Zaailand’, S. Lie ‘Allerzielen’, J. Veulemans ‘Vesper’, E.Z. Aldegonda ‘Jonkertjes’, A. Magerman ‘Plus est en moi’, L. Van Beneden ‘Schilderij’, H. Van der Linden ‘Beeld van M. Angelo’, H. Diddens ‘Ars Poetica’, E. Schiettecatte ‘Ballade van de Veehandelaar’, J. Coveliers ‘Pathetische Symphonie’, Van Assche ‘Dekjongen’, Fr. Bontevogel ‘God is op Jacht’, J. Brouwers ‘Zeeschelp’, J. Durand ‘Mijn Dorp’, H. Van den Eede ‘De Meridiaan’, F. Van Aelboom ‘Laagland’, K. De Kandelaere ‘Maria’, H. Schoofs ‘Seizoenen van het Hart’, J. Van Rekkem ‘Sonnet’ en E. Van Doren ‘De Genoden’.
| |
Het toneel in Vlaanderen en besluit der poëziedagen
's Namiddags was het de romancier en criticus Hubert Lampo die op indringende wijze het probleem van ons Vlaams toneel behandelde. Met verwijzing naar het ontbreken van degelijk werk en door te onderlijnen dat in ons land nog veel dient gedaan te worden op dit gebied, gaf spreker | |
| |
een overzicht van de resultaten die mogen aangetoond worden sedert Dr. Oscar De Gruyter.
Als tolk namens de jury van de Poëziedagen gaf Hubert Van Herreweghe lezing van de besluiten der jury, die minder gunstig luiden over de inzendingen voor de grote prijs der Vlaamse Poëziedagen, waarvan slechts een premie kon toegekend worden aan Adriaan Magerman met zijn gedicht ‘Plus est en moi...’, terwijl de hoopvolle bijdragen der debutanten toelieten de Pastoor De Craene-prijs uit te reiken aan Ward Lernout voor zijn mooi gedicht ‘Wij vonden nog de verre tred...’.
Dit was tevens het besluit van deze XIIe Poëziedagen, zodat met de even gulle afscheidsgroet van E.H. De Craene de deelnemers elk naar de eigen haard konden weerkeren.
Remi De Cnodder
| |
Prijs der Vlaamse Poëziedagen Plus est en moi...
Diep in het woud denken aan dreven,
diep in de dood denken aan leven,
niet enkel man zijn, maar ook kind,
met kruiden spelen, en de wind
beluisteren, vreugde zijn, slechts even,
maar dieper, goddelijk en blind;
denken aan haar, o lief, doch haar vergeten,
een vriend opwachten aan de grens van Lethe,
en in het puin van de schreeuwhete stad
de handen heffen: dankbaar zijn omdat
wie eenzaam is slechts uit de duizelkreten
de stilte ervaart van water en een liggend blad.
| |
| |
| |
Pastoor De Craene-prijs voor debutanten Wij vonden nog de verse tred...
Wij vonden nog de verse tred
van Hem die ongebruikt liet toeven
de weidse heide. Zijn palet
vol kladden paars en roze groeven.
Zo Hij verdween, is aardse min
niet aan de tijd genoeg ontheven,
om mee de zielgeworden zin,
de bovenaardse, te beleven
tot aan het urenloze punt
onzichtbaar in de regenbogen,
waarin Zijn Wezen uitgedund,
maar over dit besef gebogen
verschijnt: dat Hij Zijn schoonheid gunt
aan door geen wet bewimperde ogen.
|
|