volledigen en bij te werken, waarna hij behoedzaam tracht het kind te oriënteren naar een beroep of een beroepsgroep, waarin volgens hem, het kind meest kansen heeft zijn weg te maken. Hij houdt dus wel degelijk rekening met voorkeur en aanleg, lichamelijke geschiktheid, psychische gesteltenissen en mogelijkheden, met het familiaal milieu en met de sociale en economische conjunctuur van het ogenblik. De beroepsadviseur is dus geen goochelaar en nog minder een profeet. Hij is hoofdzakelijk een schakel tussen de ouders, de school, de medicus, de jeugdleider en het bedrijfsleven, en tracht aan de hand van het advies van deze verschillende personen uit te maken in welk beroep de proefpersoon waarschijnlijk het gelukkigst zal zijn.
In België functionneren reeds sedert jaren verschillende Diensten voor Beroepsoriëntering, vrije en officiële. Sedert 1936 beschikken deze zelfs over een officieel statuut.
In Kongo is de beroepsoriëntering nog gloednieuw. Het koloniaal bestuur heeft echter niet gewacht tot het privaat initiatief tot uiting kwam om zich met dit probleem in te laten, en dit om verschillende redenen. In de eerste plaats heeft de koloniale administratie een speciale verantwoordelijkheid ten opzichte van de inlandse bevolking op zich genomen. In Kongo moet de beroepsoriëntering vooral gezien worden als een schakel in het opvoedingssysteem van de massa, die meer dan in Europa, behoefte heeft aan voorlichting en leiding. De organisatie der beroepsoriëntering is in Kongo ook minder gemakkelijk dan in het moederland door het privaat initiatief tot stand te brengen. Het veronderstelt niet alleen groter uitgaven, maar ook veel meer voorstudie, die onmogelijk alleen door het privaat initiatief kan ondernomen worden. Deze voorstudie moet vooral tot doel hebben binnen te dringen in de werkelijke psychologie van de inlander, waarvoor de sleutel der psychologische kennis van de Europeër niet volstaat. Op enkele sporadische en meestal empirische studies over de ziel van de inlander na, is op dat terrein nog alles te doen.
Het spreekt dan ook van zelf dat de organisatie der beroepsoriëntering in Kongo niet tot eerste taak heeft het openen van ‘burelen voor beroepskeuze’, maar de wetenschappelijke studie te ondernemen van de inlanderspsychologie. Daarmee werd reeds in zekere mate door een gediplomeerd psychotechnicus begonnen. De omvang van deze opdracht is echter overweldigend, en de ontworpen ‘centrale dienst voor beroepsoriëntering’ moet zich in deze taak kunnen laten helpen door de bestaande instellingen en kaders. De Dienst stelt zich dan ook voor zich bij deze wetenschappelijke psychologische studie in het inlands milieu te laten helpen door hen die de verantwoordelijkheid voor opvoeding en onderwijs op zich hebben genomen. Deze kunnen in deze taak voorgelicht worden langs de gewestelijke onderwijsinspecteurs om. De Centrale Dienst voor Beroepsoriëntering kan op die manier, op gestandardiseerde wijze, een groot aantal inlanders, verspreid over gans Kongo, laten testen naar de vorm van hun intelligentie, de aard van hun aandacht, verbeelding en geheugen, hun opmerkingsgave, de gevoeligheid van hun kinesthetische zin, hun vingervaardigheid, het vermogen tot coördinatie van hun bewegingen, hun motorische geschiktheden, enzomeer.