Band. Jaargang 11(1952)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 258] [p. 258] Lievenheersbeestje Een nopje ontsierde haar halve mouw, Vanwaar een vinger het wegknippen wou, Doch op het allerlaatste moment Had zij dat ruggeschildje herkend, Het zwart getikkeld rood. Zij stond Met strakke voorarm op van de grond. 'n Insect overklauterde de onderboord En haakpootte op het verdunnend lidmaat voort Naar tengre pols en vingertop Ter spitse klapt het zijn twee schelpjes op En boven de hazelstruik verzwindt in ijle lucht. 't Geluk is kort. Het meisje zucht. Pastoor De Craene-prijs 1952. Louis Hendrickx Vorige Volgende