[Nummer 7-8]
[Voorwoord]
DE hoofdstad kende dezer dagen twee gebeurtenissen van belang, al was het dan ook op zeer verschillend terrein.
De eerste was de opening van de Regeringsraad met de daarbij horende rede van de Gouverneur Generaal. Algemeen werd deze rede gehuldigd als een mijlpaal in de koloniale politiek. Wij hopen de officiële nederlandse tekst in ons volgend nummer ‘in extenso’ te kunnen publiceren. Wij moeten echter van meet af aan vaststellen dat, voor de eerste maal naar wij weten, het vraagstuk van de taalverhouding werd behandeld. De formule van gematigde tweetaligheid kunnen alle Vlamingen met gerust geweten aannemen en met ‘fair play’ eerbiedigen. Band heeft steeds deze oplossing als de meest gezonde, de meest realistische en de enige nationale voorgestaan.
De tweede gebeurtenis van belang verliep op het artistieke plan. Kunstschilder Floris Jespers hield een waarlijk merkwaardige tentoonstelling van wat hij gedurende bijna twee jaren in Kongo heeft voortgebracht. De openingsplechtigheid had plaats onder een buitengewone toeloop van kunstliefhebbers en belangstellenden. Het is niemand ontgaan dat hier een enorme reserverijkdom werd uitgespreid, die in de komende jaren nog groeien zal, en dat de echte grote tentoonstelling slechts over geruime tijd in België zal plaats vinden. Doch algemeen werd aangevoeld dat hier iets nieuws en machtigs werd aangeboden, en dat onze hoofdstad de eer te beurt viel hieraan de eerste hulde te brengen. Jespers heeft in waarheid de diepmenselijke betekenis van de gedraging der Kongolezen gevat, ze met liefde en misschien ook wel met angst vertolkt, en ze met een weelderig palet vatbaar gemaakt voor wie ze herkent.
BAND