Band. Jaargang 11
(1952)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
Stanley achterna
| |
[pagina 223]
| |
hoede! - weldra de eeuwigheid ingaan, men gunne hem een plaats op het kerkhof der pioniers!
De tentoonstelling die Floris Jespers van 2 tot 17 Februari jl. te Elisabethstad hield was een openbaring, en kwam zoals elke openbaring met het verrassende geweld van een donderslag.
Niet iedereen blijft kalm bij het horen van een plotse donderslag en niet alle burgers van Katanga's hoofdstad zijn bij het zien van Jespers' machtige doeken kalm gebleven. Anderen werden wrevelig wanneer zij de mens Jespers van nabij leerden kennen. Zoals alle grote kunstenaars of zij nu Dante, Permeke, Chesterton, Michel Angelo, Bloy et Picasso heten, steekt Jespers zijn gevoelens niet onder stoelen of banken, en is hij impulsief tot op het randje van het brutale af. Zij die ervoor terugschrikken hun diepste wezen te laten doorgronden, gaan deze mensen liefst uit de weg, want grote kunstenaars hebben scherpe kijkers.
Ik heb mij afgevraagd hoe het komt dat het Kongolees oeuvre van Jespers sommige mensen uit hun lood slaat, terwijl toch niemand de grootheid, de virtuositeit en de echtheid van dit werk kan loochenen. Ik heb ook de vraag in concreto gesteld aan een verstandig en ervaren man voor wie het aanschouwen van Jespers' oeuvre een foltering bleek te zijn.
Hij antwoordde hierop dat Jespers' doeken hem ontroerden, maar dat het hier een pijnlijke ontroering gold. Hij dacht dit te moeten toeschrijven aan het feit dat het werk van Jespers onevenwichtig was. Nu zijn Jespers' werken modellen van evenwicht en dit zowel wat de conceptie als wat de uitwerking betreft. Ik zou niet aarzelen de meeste werken van Jespers klassiek te noemen, klassiek in de schone betekenis van het woord, zijnde tot orde en evenwicht bedwongen chaos, beheerste en derhalve tot rust gebrachte kracht. Klassiek wil hier natuurlijk niet zeggen ‘classicistisch’.
Deze mannelijke vormbeheersing, deze geordende kracht, dit evenwicht met andere woorden, is nu het meest in het oog springende kenmerk van alle door Jespers geëxposeerde doeken. Slechts voor één werk dient er uitzondering gemaakt, zijn z.g. dansers. Hier kan moeilijk sprake zijn van vormbeheersing of plastische controle. Men noeme het surrealistisch, existentialistisch, Freudiaans, vormbeheerst en dus mentaal-geordend is het in geen geval. Het stormt op u los als een nachtmerrie. Toen men de kunstenaar vroeg hoe hij tot een dergelijke schepping gekomen was, antwoordde hij: ‘door de schrik’. Dit verklaart alles. Voor één keer heeft het losbandig gevoel het gehaald op de mentale beheersing. Gebreidelde schrik is geen schrik meer. Het werk is ongetwijfeld groot in zijn genre, en het had ook heel wat bewonderaars, maar het was anders. Sommigen menen dit de kunstenaar te moeten verwijten. Onzin! Is een groot kunstenaar dan geen groot mens meer, en is een groot mens niet iemand aan wie niets menselijks vreemd is, ook de schrik niet? Het momentaan overrompeld worden door een alles beheersend gevoel - liefde, haat, vrees of woede - behoort tot het wezen van de mens, ook van de volmaakte mens die Christus was. | |
[pagina 224]
| |
Onder de zeer talrijke werken echter die Floris Jespers te Elisabethstad heeft tentoongesteld, was er maar één dat rechtstreeks geinspireerd was door een niet-beheerst gevoel. Alle andere waren klassiek in de betekenis die ik aan dit woord hecht, en toch verwerken zij bij mijn zegsman een pijnlijke indruk. Waarom?
Is het omdat Jespers de weg bewandelt van het expressionnisme? Ja en neen. Neen, aangezien mijn zegsman het expressionnisme wel aanvaardt bij sommige andere kunstenaars, er zijn ook ‘brave’ expressionnisten! Ja, omdat dit expressionnisme voor Jespers een middel is om de werkelijkheid te doorgronden en aspecten bloot te leggen waarop velen liever niet attent worden gemaakt. Wat verwacht mijn zegsman van een kunstwerk? Dat het behaagt, dat het zijn enigszins verwende zinnen streelt en vooral dat het geen problemen oproept waaraan hij liefst niet denkt. Dat het kunstwerk iets te maken heeft met waarheid, neemt hij niet aan, en nochtans, alle grote kunstwerken uit het verleden zijn slechts groot in zoverre hun werken uitingen zijn van bezielde waarheid: Denk aan Homeros, aan Dante, aan Shakespeare, aan Gezelle. Ook Jespers treedt in zijn werk op als de verkondiger van een met zijn wezen vergroeide idee, van een bezielde en beliefde waarheid dus. Van welke waarheid? In een interview dat in een lokale krant verscheen, heeft de kunstenaar het zeer duidelijk gezegd: ‘het is een kwestie van contrasten; nooit heb ik het verval onzer beschaving zo scherp aangevoeld als in de Afrikaanse wildernis, als bij de Afrikaanse mens...’
Nu weten wij meteen waarom de Afrikaanse doeken van Jespers op het gemoed van mijn zegsman een pijnlijke indruk maken: zij brengen hem uit zijn evenwicht, want zij verplichten hem dingen te zien die hij liever niet ziet, en... c'est la vérité qui blesse. Jespers toont hem een beeld van Afrika dat hij had kunnen zien, en wellicht had moeten zien, ware hij vrij geweest van alle vooroordelen. Door voortdurende autosuggestie - Sartre zou hier spreken van ‘mauvaise foi’ - heeft hij deze pijnlijke waarheid weggewerkt, of liever gerefouleerd in de donkere diepten van zijn onderbewustzijn.
Hij wil Afrika zien als een soort exotisch Europa, minder Europees dan Parijs en Brussel natuurlijk, maar toch Europees mits enkele vrij onbenullige details: de inboorlingen zijn er zwart, de bomen zijn er palmbomen, de wegen minder goed en de hutten der inboorlingen erg primitief. Daarbij komt nog dat het er doorgaans warmer is dan in Europa. Dat Afrika Afrika is en niet een soort tweederangs-Europa wil hij niet inzien, dat er een mysterie bestaat van de Afrikaanse mens nog minder, en dat het ontdekken van dit mysterie voor ons Westerlingen zeer revelerend zou kunnen zijn, ja dat te beweren brengt hem eerst helemaal van streek. | |
[pagina t.o. 224]
| |
Enkele specimen van het koloniaal oeuvre van kunstschilder Floris Jespers. Deze kunstenaar, welke reeds sedert meer dan één jaar in Katanga verblijft, zal kortelings te Leopoldstad exposeren.
| |
[pagina t.o. 225]
| |
Nog een koloniaal doek van kunstschilder Floris Jespers.
| |
[pagina 225]
| |
Beste Lezer, het was geen boutade toen ik bij het begin van dit opstel beweerde dat Jespers Centraal Afrika heeft ontdekt en dat hij derhalve tot de pioniers van dit nieuw continent dient gerekend. Bekijk zijn Kongolees werk wanneer u er ooit de gelegenheid toe hebt. Het stelt geen ‘zwart Europa’ voor zoals de meeste Kongolese schilderstukken die wij tot nogtoe onder ogen kregen. Hier geen ‘couleur locale’ maar een beeld van de Afrikaanse werkelijkheid met haar voor ons ondoorgrondelijke mysterie. Dit mysterie, gij zult het aanvoelen en benaderen in de onnavolgbare elegantie van Jespers' Afrikaanse negervrouwen, of zij nu zitten, staan of marcheren - in de onbepaalbare expressie hunner ogen, - is het schrik, verwondering of berusting? - in de grillige vormen- en kleurenweelde van bomen en planten.
Het opduiken van een Jespers in Belgisch-Kongo bewijst eens te meer dat wij Vlamingen, wat men er ook over denke en zegge, een volk zijn met scherpe tegenstellingen. Onze kunstenaars zijn groot of zij zijn het helemaal niet, zelden behoren zij tot de middensoort. Van onze ambtenaren zou wellicht hetzelfde kunnen gezegd: zij deugen of zij deugen niet. Idem voor onze bakkers, onze boeren, onze beenhouwers. Ten onrechte treft ons het verwijt van ‘middelmatisme’. De ‘average man’, de ‘homme moyen’ die in andere landen vaak het toneel beheerst, schijnt bij ons tot de uitzonderingen te behoren behalve misschien in de wereld der politiek waar men willens nillens toch met de grootste gemene deler moet rekening houden, maar op dit glibberig terrein willen wij ons niet wagen, wij hebben het over het Kongolees werk van Jespers, en over niets anders.
Men zou geneigd zijn te beweren dat Jespers' Kongolees oeuvre de kroon zet op een loopbaan die veertig jaren geleden te Antwerpen een aanvang nam, mede onder de stimulerende impuls van Paul van Ostayen, ware het niet dat de 63-jarige schilder zich nog niet aan het einde van zijn rusteloos streven waant. Hij werkt nog als een jeugdig-bezetene en zijn blik is steeds naar de toekomst gericht. Hij is op weg naar het ultieme rendez-vous. Onder de enigzins verrassende titel van ‘Rendez-vous’ heb ik naar aanleiding van mijn eigen ontmoeting met Floris Jespers te Elisabethstad de rijmzinnen neergeschreven waarmee ik dit stuk besluiten wil:Ga naar voetnoot(1)
Geheel uw leven
was een streven
naar 't rendez-vous
van stof en geest
Gij staat nog niet aan 't einde van uw tochten
al zijt gij reeds een ‘out-gedaghet’ man...
de wereld die uw vingren veertig jaren zochten
jong Afrika zag er het gloren van.
Drs E. Roos
|
|