versmolten, en hun respectieve titels aan elkaar vastgeklonken. Het werd het tijdschrift waaraan eerst Mamieke Belpaire, Lodewijk Dosfel en Jules Persijn en later August Van Cauwelaert en Gerard Walschap met zoveel liefde en toewijding hebben gewerkt. Sedert het overlijden van August van Cauwelaert in 1945 wordt het sekretariaat van het tijdschrift waargenomen door priester-dichter Albert Westerlinck, professor aan de Leuvense Hogeschool, en een onzer beste literaire critici van het ogenblik. De redactieraad bestaat verder uit de dichters Piet Buckinx, Jan Engelman, Hubert van Herreweghen, en Anton van Wilderode, de romanciers Nest Claes en André Demedts, de kunstcriticus Jozef Muls en de Nederlandse auteur Anton van Duinkerken.
Het tweede tijdschrift in jaren is ‘De Vlaamse Gids’ dat vorig jaar zijn 35e verjaardag vierde. Het ontstond in de liberale kringen van het Willemsfonds, en in zijn redactieraad zetelen momenteel o.m. oud-minister Hoste, de dichter Karel Jonckheere, de journalist Marcel Stijns van ‘Het Laatste Nieuws’, de romancier en toneelschrijver Herman Teirlinck, de historicus Prof. Hans van Werveke, de huidige voorzitter van het Willemsfonds, de literaire critici Prof. André De Ridder, Mathieu Rutten en J. Van Tichelen, en als redactiesecretaris de dichter Jan Schepens.
Tijdens de oorlog vatte Professor August Vermeylen - hij die in 1893 nog ‘Van Nu en Straks’ had helpen stichten - het plan op een nieuw literair tijdschrift in het leven te roepen. Hij stierf evenwel in 1945, nog vóór een jaar later het eerste nummer verscheen van het ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’ dat thans onder directie staat van Herman Teirlinck, met als redactiesecretaris, de jonge romancier en criticus, Hubert Lampo, journalist bij de ‘Volksgazet’, waar hij regelmatig de kunstrubriek verzorgt. In de redactieraad werden verschillende vooraanstaande letterkundigen opgenomen, zoals Raymond Brulez, Johan Daisne, Bert Decorte, Willem Elsschot, Marnix Gijsen, Maurice Gilliams, Raymond Herreman, Karel Jonckheere, Julien Kuypers, Achiel Mussche, Maurice Roelants, Piet van Aken, Albert van Hoogenbemt, de zopas overleden Herman Vos, en Gerard Walschap. Met zo'n staf vaste medewerkers is het begrijpelijk dat het ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’ op dit ogenblik het meest dynamische is der drie tijdschriften, en ook het meest verscheiden.
Uit wat voorafgaat is het verder duidelijk dat de drie tijdschriften in kwestie van elkaar verschillen, veeleer om ideologische dan om zuiverartistieke redenen. ‘Dietsche Warande en Belfort’ is katholiek, wat niet synoniem is van bekrompenheid, terwijl de andere twee veeleer vrijzinnig zijn. ‘De Vlaamse Gids’ is uitgesproken liberaal, het ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’ heeft eerder socialistische sympathiën.
Deze ideologische verschillen komen niet enkel - en misschien zelfs minder - tot uiting in de gepubliceerde literaire bijdragen, dan wel in de doctrinaire, wijsgerige of politieke kronieken, de literaire kritieken, en de kanttekeningen der redacteurs op de artistieke actualiteit van de dag. De ideologische verschillen zijn ook voor de redacteurs geen hinderpaal om mede te werken aan andere tijdschriften dan datgene waaraan zij vast verbonden