De blinkende, goudgele, dikke knollen kwamen netjes mede met de wortels. Ik had de struik maar eventjes te schudden en daar rolden ze op de grond, gereed om in mijn zak gevuld te worden.
Ik had niet gedacht dat het zó gemakkelijk zou gegaan zijn, en stopte dankbaar mijn oogst in de baal.
Op de duur werd deze tamelijk zwaar, zodat ik ze moeilijk achter mij aan kon slepen, van struik tot struik.
Toch wilde ik niet te rap ophouden, want dit was een énige gelegenheid, die ik later niet meer zou hebben, en, zoals de Brusselaars zouden zeggen, we wisten wij toch niet wat er ons nog aan de neus hing!
Op de duur geraakte mijn baal toch te dik, en ik stropte ze toe, om op de terugweg niets te verliezen.
Nu eventjes gerust, en dan weer vooruit! Aan de andere zijde van de glooiing lagen al de villatjes, waaronder het onze, of tenminste dat wat we huurden...
De boomgaarden en hovingen vormden zwarte kluwens in de nacht, waarachter, doods, de stenen muren met de blinde ramen, zich verscholen.
Van uit die huizen konden ze mij hier eigenlijk moeilijk aan de gang zien... en wie liep hier, in die eenzame hoek nog zo laat op straat?
Ik kreeg weer moed en trok mij de kluts over schouders en kop. Voorzichtig nu, want 't was bergaf, en met een lading op uw corpus gaat het toch niet zo galant als ledig!
Maar lap! Daar schoot een zoeklicht aan boven de stad, alhoewel er geen vliegtuiggeronk te bespeuren was.
Dat ontbrak er nog aan! Straks de sirène en afweergeschut. Al de mensen wakker en aan hun venster komen kijken wat er gaande is...
En ik liep daar met mijn kluts gestolen patatten!
Dan maar de stap versneld, het zweet brak mij uit van inspanning, maar ook van angst, doch er gebeurde niets.
Een tweede straal was de lucht ingejaagd, maar staarde zich blind op het wolkendek. Een tijdje stonden de twee stralenbundels, als een V-teken in de nachtelijke hemel.
Zouden ‘ze’ toch zo onnozel geweest zijn om de V, die ze afgekeken hadden van de Engelsen, in volle nacht op de hemel te projecteren?
Hoe dan ook, na enkele minuten doofden de lichten de een na de ander weder uit, en ik vond het best zo.
Veilig geraakte ik tot aan het aarden trapje dat naar ons hofje leidde, en ik kroop op handen en voeten naar boven, onder de prikkeldraad door.
Nu nog enkele stappen en mijn buit was veilig thuis. ‘Ni vu, ni connu’.
We konden weer eten!
Ernie Pyler