- Ja, Bwana, maar ik ben een man en bij ons is een man die geen betrekkingen heeft met vrouwen niet gezien en dan lachen ze met je.
- Ja, akkoord, maar er zijn toch wel andere vrouwen dan een ndumba zeker; waarom huw je niet een jong meisje? er zijn er toch genoeg in de dorpen.
- Ja, maar ik heb geen geld om de bruidschat te betalen.
- Luister, Lievin, je gaat onmiddellijk dat stuk wijf doen verdwijnen en uitzien naar een meisje van je soort, je weet toch wel dat iemand die reeds een paar jaar in dienst is en goed werkt een voorschot kan bekomen om de bruidschat te betalen.
- Ja, maar daar houd ik niet van, in de schuld staan bij een blanke is niet goed.
- En waarom dan niet?
- Omdat, als je weg wilt, je niet weg kan.
- En waarom zou je weg willen Lievin? ik dacht niet dat je mij in steek zou gelaten hebben. Je hebt het hier toch goed, we verstaan elkaar goed, je hebt regelmatig je geld, er is eten genoeg, de dorpen zijn dichtbij en nu zou je weg willen, waarom dat?
- Wel heer, ik heb nu bijna vier jaar dienst en ik zou andere streken willen zien.
- Wel, wel hoort dat nu eens, andere streken willen zien, en welke streken dan wel?
- Kamina, Jadotville en E'Ville... daar winnen ze veel geld en daar dragen de huisboys alle dagen lange broeken en jassen.
- Je hebt toch ook een lange broek en wat het zien van andere streken betreft, maak je daar maar geen zorgen over, als ik later mijn eigen auto bezit en als ik dan weg moet, dan neem ik altijd iemand mee en je kunt denken als er mee te gaan zal vallen, dat ik eerst aan degenen zal denken die me het meest tevreden stellen en daar mag jij dan op rekenen, goed zo? maak nu maar dat ik die hoer hier niet meer te zien krijg, verstaan?
- Eyo, Bwana.’
Ik had hem tijdens de conversatie de hele tijd in de ogen gekeken om te trachten dieper zijn gedachten te kunnen raden, deze proef verdroeg hij altijd geduldig, iets wat ik zelden met een andere neger voor heb gehad. Na enkele seconden verdragen ze mijn blikken niet meer, hij echter verdroeg het geduldig. Er was iets in hem dat me aanstond maar ik kan niet juist zeggen wat het was. Was het zijn vranke blik die me zei dat hij de waarheid vertelde, en hetgeen hij zei, diep en ombewimpeld uit zijn hart kwam; of was het zijn manier van spreken en de ervaring bij vroegere conversaties opgedaan dat hij zelden loog? Dit gebeurde hoogstens als hij een nduku niet in 't gedrang wilde brengen.
Een zekere keer waren er 's nachts vier schapen gestolen, 's Ochtends vroeg ik hem:
‘Weet jij niet, Lievin, wie er die schapen gestolen heeft.
- Neen, Bwana.