kleine stukjes vlees, en de rest voor het familiehoofd en andere familieleden. De verscheidene stukken die aan de namakool gegeven worden verklaart men als volgt. De rug, omdat 's nachts de man bij het vuur slaapt en de vrouw tussen de wand en hem, zodat ze zijn rug verwarmt. De kop, het hart en de longen, ishimb ya mutshu genaamd, omdat de jagersfetisjen, die de namakool verzorgt, deze delen bevatten.
De vrouw van de jager zal echter niet steeds al dit vlees ontvangen. Alleen wanneer ze als namakool of jagersvrouw aangesteld is, heeft ze daar recht op. Het is een overeenkomst tussen de jager en de familie van zijn vrouw. Een goede jager moet een gewetensvolle vrouw hebben die zijn jachtfetisjen verzorgt bij zijn afwezigheid. Indien de familie ermee instemt dat haar meisje namakool is zal de jager steeds de hoger genoemde stukken moeten geven aan zijn vrouw, die op haar beurt het grootste gedeelte ervan verder geeft aan haar familie. Bij eventuele scheiding moet de familie van de vrouw echter het ontvangen vlees gedeeltelijk vergoeden en dit kan op het ogenblik soms 500 frank uitmaken. Het is dus best te begrijpen dat de familie van de vrouw haar toestemming moet geven voor de aanstelling van de namakool. Dergelijke aanstelling haalt niet alleen de band nauwer toe tussen man en vrouw maar eveneens tussen de man en zijn aangetrouwde familie. De scheiding van de echtgenoten zal minder vlug voorkomen daar enerzijds de familieleden van de vrouw niet om een kleine reden, zoals het meestal voorkomt, hun dochter zullen terugroepen en anderzijds ze het meisje, wanneer ze om een belachelijke reden haar man verlaat, zullen terugsturen.
Van het vlees, dat de vrouw overhoudt, bereidt ze eten voor haar man en hun kinderen. Ze zal een stuk vlees in de kom laten en 5 stukken op de schotel van haar man leggen. De bil, die de man voor zich behouden heeft, kan hij uitdelen aan zijn familieleden, ofwel zo hij geld nodig heeft, verkopen.
Met de eigen dieren, die de man of de vrouw bezitten, schapen, geiten, varkens, hennen, duiven kunnen zij doen wat zijn willen, verkopen of slachten. Slacht de man een dier, dan geeft hij zijn vrouw de kop, de rug, de ingewanden en de schouders. De rest kan hij verkopen, aan zijn familieleden geven of nog aan zijn vrouw geven om te bereiden. Laat de vrouw een dier slachten dan geeft ze de schouder, de ribbenkast en een bil aan haar man om met zijn familieleden te verdelen, die hem de bil teruggeven, die hij door zijn vrouw laat bereiden.
In geval van ziekten zijn man en vrouw elkaar wederzijdse hulp verschuldigd. De mwadi, bijgestaan door de andere vrouwen, verzorgt haar man bij een gewone ziekte. Gebeurt het dat de man door een ongeval gebrekkelijk wordt, dan zullen vrouwen met een goed hart bij hem blijven terwijl andere hem zullen verlaten. In geval van geslachtsziekte bij de man mogen zijn vrouwen hem niet verlaten, indien hij de ziekte van een zijner vrouwen heeft overgenomen, en zich laat verzorgen. Zo hij echter door usund of herhaaldelijk overspel de geslachtsziekte opgelopen heeft, mogen zijn vrouwen hem verlaten. Wanneer de man melaats wordt - er zijn ongeveer 1.000 melaatsen in Kapanga - en zich laat verzorgen, verlaat zijn vrouw hem niet.
Heeft de vrouw een kleine ziekte dan moet de man haar verzorgen. Indien de vrouw gebrekkelijk werd terwijl ze een bezoek bracht aan haar