Band. Jaargang 11
(1952)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
Lof aan de arbeid
| |
[pagina 186]
| |
Wat de kunst der laatste honderd jaar aan wijziging heeft ondergaan, alleen reeds wat het onderwerp betreft, brengt deze keuze duidelijk aan het licht. Het is met de sociale evolutie dat ook de kunstenaar waardering voor de arbeider en zijn aanklacht tegen de verdrukking, is gaan vorm geven. Er is een equivalente interesse gegroeid voor de arbeid, de uitbeelding van het proletariaat, nadat het trio Courbet, Millet en Daumier, reeds in hun kunst de herwaarding van de arbeid hadden geproklameerd. In het Museum te Antwerpen, werd bijgevolg het opzet nagestreefd, - zij het dan met resultaten die werkelijk nog te overtreffen zijn - dat te verzamelen wat onze eigen kunstenaars, met opname voor Nederland van Van Gogh en Breitner, uit de wereld van de arbeid hebben weten te putten. Tussen de twee hoogtepunten, een aanvang nemend met Constantin Meunier die aangetoond heeft de arbeid als enig thema te waarderen, en als eindfiguur de geniale C. Permeke, evolueren tal van kunstenaars met gelijkwaardige reputatie. C. Meunier zelf, de volledige gerichte op de arbeid, is hier met een rijke keuze van schilderwerk en beelden vertegenwoordigd. H. De Braekeleer, deze late ontdekking, die een schijnbaar burgerlijke realiteit op zulk een incisief plan wist te plaatsen. Jan Stobbaerts, vol poëtische aspecten, geheel afgestemd op het licht, evenals de luminist E. Claus, de verheerlijker van het landelijke leven. De meer scherpe impressionist Fritz Van den Berghe, waarbij de gelaten aanklacht van E. Laermans, een grotere romantische visie aantoont. Er is Van Gogh, zoals men hem leren kennen heeft in zijn Hollandse periode, ten tijde van zijn zoeken naar onderwerpen bij de wevers op de heide, vóór zijn felle ontbolstering plaats greep, waarnaast Breitner krachtig en warm de uitbouw van zijn geliefd Amsterdam uitbeelt. Deze tentoonstelling leidt de bezoeker langs de meest diverse persoonlijkheden, die evenwel door hun kunst de curve van een eeuw schilderkunst aanstrepen. Werken van R. Baseleer, H. Evenepoel, L. Frederic, Ch. de Groux, F. Hens, E. Larock, Ch. Mertens, E. Van Mieghem, A. Oleffe, J. Stevens, G. Van Woestyne, om verder over toppunten zoals J. Ensor, G. De Smet en R. Wouters met C. Permeke wel de sterke affirmatie van een ongebreideld talent te brengen. Voor de beeldhouwwerken blijven C. Meunier, G. Minne en R. Wouters de figuren op wier werk beroep werd gedaan. Alzo zou deze show van de laatste honderd jaar nog ruimer en vollediger kunnen worden opgevat, maar deze tentoonstelling blijft alleszins in het kader van de culturele bedrijvigheid van het Antwerps stadsbestuur, voldoende boeiend om te verhopen dat ook van buiten de stad belangstelling zou getoond worden voor ‘De Arbeid in de Kunst’.Ga naar voetnoot(1) R. De Cnodder |
|