met een geallieerd soldaat, was er een poosje stilte in het verkleinde gezin gekomen. Dat huwelijk van Irma was nog een gevolg geweest van de Bevrijding. Precies zoals op vele andere plaatsen liepen hier toen al die vreemde soldaten rond en vrijden de meisjes op. Ook Irma had er spoedig een aan de arm gehad. Het was een Schot en hij heette Ralph. Ondanks de vermaningen van Frans en Melanieke was er niets aan te doen geweest. Irma wilde haar soldaat niet laten. Alhoewel de twee oudjes verwacht hadden, dat die vreemde vogel op een schone dag niet meer van zich zou laten horen, - want ze zagen daar voorbeelden genoeg van - kwam hij steeds weer terug. Op een zekere keer werd er van trouwen gesproken. Maar eerst moest Ralph nog eens terug naar zijn land. Frans en Melanieke dachten: nu zijn we hem kwijt. En in hun hart hadden ze daar eigenlijk niet veel spijt over. Maar de vrijer kwam terug. Hij had alles in orde gebracht om te kunnen trouwen en zo gebeurde het dan ook dat Irma met haar soldaat naar Schotland vertrok. Dat was een heel eind van hier en van nog eens naar het ouderlijk huis te komen, was er de eerste tijd nog niet veel spraak. Ralph, die dan toch een brave jongen bleek te zijn, was maar een schrijnwerker, die voor zijn kost moest werken en het reizen was duur.
Irma kreeg na een goed anderhalf jaar getrouwd te zijn een kind, een zoon, die Robert heette, schreef ze en als hij groot genoeg was om mee te kunnen, zouden ze toch gaarne eens overkomen om hem te laten zien aan zijn grootouders. Maar ja, dat zou nog zo spoedig niet zijn. Frans en Melanieke begrepen dat ook wel.
De enige die thuis gebleven was, hun jongste zoon Jules, was hun troost geweest. Die hadden ze toch nog. En ze hoopten dat hij bij hen zou blijven zolang ze leefden. Dat zou ook wel, want trouwen kon de jongen toch niet. Hij was gebrekkig aan zijn been en ziekelijk van aard. Werken kon hij niet. Van kleins af was hij een teer plantje geweest, dat niet goed weg wilde. Voortdurend onder doktershanden, omringd door veel ouderlijke zorgen, groeide hij op als een magere bleke jongen, waarvan men zich afvroeg wat er precies in zijn ogen lag als men hem bekeek. En nochtans had Juul een vrolijk luchtig karakter. Hij amuseerde zich ganse dagen in de tuin bij z'n bloemen en planten. Dat was trouwens zijn enige bekommernis. Omdat hij daar zo mee begaan kon zijn, lieten de beide oudjes hem maar betijen.
Toen de papegaai in huis kwam, was die vogel alras een kolfje naar Juul's hand. Frans en Melanieke begrepen maar niet hoe hij hem zo koddig kon leren praten. Als er bezoekers in huis kwamen, kon hij Coco zulke rare dingen doen uitkramen, dat idereen zat te schokken van 't lachen, willen of niet.
Ondanks die papegaai liet Juul toch niet na zijn bloemen te verzorgen. Dat was nu eenmaal iets waaraan hij met hart en ziel verhangen was, zodanig zelfs dat hij er soms zijn eten bij vergat.