Band. Jaargang 11
(1952)– [tijdschrift] Band– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 17]
| |
[pagina 17]
| |
Kunstschilder Robert GeenensIN onze tijd van het materialisme viert de zeer handige blufcampagne rond een naam hoogtij. Ook door de kunstenaar wordt het gevecht om de brode en om het succes met een hardnekkigheid gevoerd, en niet zelden ziet men dat enerzijds iemand met een minimum aan talent schijnbaar het hoogste aan bod komt, terwijl de eenzame, de waarachtige doch de aan zich zelf voortdurend twijfelende kunstenaar het met een sporadische waardering van een beperkte kring dient te stellen.
Zonder de barmhartige sluier van de tijd af te wachten, die uiteindelijk toch de bloedarmoedige productie komt overdekken, blijft het momenteel te betreuren dat de kwalificatie niet rechtvaardig kan doorgevoerd worden.
Het is tenslotte, buiten de officiële inmenging slechts dat men de enige leefbaarheid van de kunst door aankoop kan stimuleren, zodat hoofdzakelijk de smaak van het grote publiek op een intense wijze zou moeten gelouterd worden. Van de muren der obscure en haast nooit betreden salons zou de kitsch dienen te verdwijnen, terwijl de mens die zich vaak voor de meest banale ontspanning tot grote offers bereid verklaart, door zich op een dieper geestelijk genot af te stemmen, tot het kunstwerk zou moeten gebracht worden.
Bovenstaande gedachten hebben slechts in zoverre iets gemeens met deze voorstelling van een onzer goede kunstschilders, Robert Geenens, doordat het opvallend was bij regelmatige bezoeken aan zijn atelier, dat het kunstminnend groepje dat zich voor zijn kunst interesseert, door de waarde ervan ruimer diende te zijn.
In welke stand kan men Robert Geenens met zijn oeuvre onderbrengen? Geenens die niet alleen de doelvaste stuurman op de wateren der schilderkunst is, doch die eigenlijk zijn loopbaan als stuurman op het Belgische schoolschip ‘Comte de Smet de Nayer’ en de ‘L'Avenir’ heeft aangevat, blijkt de bewuste component te zijn van het ideale huwelijk der ideo-plastische visie met de picturale vitaliteit van de Vlaming.
Bij deze kunstenaar culmineert zich een grondeloos-diepe wereld van instincten, gevoel en intellectuele uitstraling, zonder dat deze elementen in hun legering tot onbruikbare stof is verworden.
Stellig is de drang naar de schilderkunst bij Robert Geenens, van het grootste belang geweest dat zij langs zulk bijzondere banen haar doel wist | |
[pagina 18]
| |
te bereiken. Het tweeledige aspekt van zijn oeuvre, waarin dan nog zulke rijke facetten besloten liggen, vloeit als een logisch gevolg uit de omstandigheden van zijn vorming.
Robert Geenens werd in de Arteveldestad geboren op 20 Augustus 1896. Na een opvoeding die hoofdzakelijk Frans georienteerd was, dreef de hang naar het avontuur, dat in die tijd minder geestelijk was dan een identisch gebleven zoeken in zijn kunst, hem als leerling op het schoolschip de horizonten tegemoet. Na een enkele reis naar Australië, kwam de wereldoorlog, en Geenens werd in Nederland geïnterneerd.
Deze periode van gedwongen afzondering wordt van betekenis voor de kunstenaar in Geenens. Tijdens de jaren 1917-1918 is hij ingeschreven bij de Academie te Rotterdam, achteraf zou hij verder studeren aan eenzelfde instelling te Gent, waar o.a. Delvin een van zijn leermeesters was.
Maar de zee - trouwens zij is een thema dat hem zal blijven inspireren - laat Geenens niet los. Hij verkiest opnieuw de ruimte en met een brevet van eerste stuurman ter lange vaart, doet hij verschillende jaren het trajekt op Belgisch Kongo, terwijl hem ook andere verre werelddelen aanlokken.
Robert Geenens, laat op zijn dertigste jaar het stuurrad los, om verder op het kompas van zijn innerlijke onrust, zijn levensboodschap op doek en papier te gaan uitspreken. De geest vervuld van domeinen vol exotische avonturen, het hart als de gevoelige naald van de dringende druk om zich op een volmaakte wijze te leren uiten, gaat de jonge kunstenaar verder om een uiterst sterk instrument te verwerven. Het is niet door de samenloop van omstandigheden, maar welbewust dat hij in Nederland een tijdlang gaat studeren op het atelier van de graveur Derkzen van Angeren.
Geenens' mogelijkheden rijpen en zijn werk weerspiegelt de bloeiende fantasie van de geest en rijke nuances van het hart. In de kaleidoscoop van de kunstenaarswereld, blijft hij een eenzelvige figuur, een positie die hij tot op heden consequent en met de gevolgen van veronachtzaming daaraan verbonden, zal blijven behouden.
Deze kunstenaar is iemand die naar het woord van Charles Morgan, is, wat deze beschrijft als ‘Elk mens, die niet een duivel is, heeft zijn eigen wijkplaats, zijn onbetreden eiland omringd met de wateren van de geest, waar hij zijn eigen leven léven kan en niet wordt achtervolgd, en van waar uit hij vertrekken kan voor eigen tochten. Een heilige verdwijnt gestadig daarheen, hij wandelt op de wateren, de jachthonden staan plots stil en verliezen zijn spoor; wijl zij de aarde besnuffelen is hij weg. Sommigen vinden een schuilplaats in de natuurlijke mirakelen, in hun geheime wouden en bergen waarheen zij vluchten, niet om te prijzen de schoonheid die voor het oog is, maar om de trouw van de ziel te bevestigen: vol blijheid gehoorzamend, te midden van het leven, aan die moederlijke oproeping van stof tot stof, welke, gelijk de meedogende bazuin van de dood, een uiterste | |
[pagina 19]
| |
bevrijding is van alle eisen. Deze heiligdommen van de kunst en natuur, deze diepe en vitale illusies die, gelijk de illusies van de dood zelf voorboden zijn van een wedergeboort...’
Zulke wedergeboorte zoals zij uit de verweving tussen methaphysische elementen en getransponeerde realiteit bij Geenens duidelijk opvalt, omdat de diepste regionen van een verbeelding gelouterd worden door het waarneembare.
Robert Geenens, geeft deze bewijsstukken van een tastbaar geworden illusie ten overvloede. Zijn palet schijnt het instrument, het zuiver gestemde, te zijn van het onverpoosde ruisen in de kinkhoren van zijn innerlijk leven.
Het is langs de bewuste strijd met de techniek om, een techniek die tot een bewogen stofuitbeelding in staat is, dat Geenens het reële en het irreële weet samen te smelten.
Wanneer hij in 1928 een eerste maal met zijn werk naar buiten kwam te Gent, waren het louter mysterieuse landschappen van haast ontvolkte gebieden waarin de schilder vertoefde.
Niet dikwijls opent hij een tentoonstelling van zijn werk. Slechts zelden is hij bereid het kontakt met het publiek ruimer op te nemen. Zo wordt in 1939 te Elisabethstad (Belgisch-Kongo) een expositie ingericht en ‘Le Katanga illustré’ van 29-5-1939, schrijft o.m. ‘Les oeuvres révèlent chez l'artiste une technique dont il est le maître absolu et une profondeur d'observation douloureuse...’.
Bij deze gelegenheid vinden verschillende doeken van de schilder hun plaats in de verzamelingen van kunstliefhebbers in onze kolonie, dit in een periode dat de culturele actie in Kongo nog in een amechtig stadium was.
Intussen was het volledige groeiproces bij Robert Geenens niet ten einde. Een eerste definitief resultaat dat ook opgemerkt werd in de bredere lagen der kunstkritiek, was de uitgebreide tentoonstelling te Antwerpen in 1943, jaar waarin een zeer verantwoorde monographie door K. Horemans in het licht werd gezonden.
Wanneer men vaak de omschrijvingen van Geenen's productie tot het surrealisme terugbracht, dan bieden heel wat van zijn werken aanleiding tot een paradoxale bepaling. Geenens bevindt zich scherper op het snijpunt van de ideo-plastiek en het zuiver picturale element. In oorsprong een latinist, wordt hij sterk beïnvloed door al wat des geestes is, zonder tot het dorre cerebrale klimaat van de didacticus te verworden, juist omdat het vitalistische probleem van het picturale hem eveneens blijft boeien.
Zijn doeken, zelfs zo ze hoofdzakelijk synthetiserend van compositie zijn, blijven sappen uit poëtische gevoelsmotieven halen. De wereld van deze schilder omvat het stilleven, het portret, de marine, het berglandschap en de hallucinerende compositie. | |
[pagina 20]
| |
De zo vruchtbare teeltbodem van de verbeelding laat in het concreet geschilderde werk van Geenens een resonantie van geest en gevoel indringen. Wie zijn omvangrijke oeuvre kent, zal allicht naar gelijkenis en affiniteit zoeken voornamelijk met de Hollandse schilders Jijke Koch, A.C. Willink, Raoul Hynckes e.a., terwijl er met eigen generatiegenoten minder vergelijkingen kunnen getrokken worden. Men moet aldus van zijn kunst gewagen als een uiting van het magisch-realisme en inderdaad er is voldoende uit de harmonie van beide contradictische elementen binnen dit werk te vinden.
Bij Robert Geenens is echter het doorgedreven métier het gevoelige medium voor een cosmische wereld van realiteit, verbeelding en intellect, die hem toelaten tot legering en splitsing over te gaan waar hem dit noodzakelijk voorkomt.
Deze schilder kent de nostalgie van de vreemde gebieden, hij onderschrijft met het penseel de magische krachten die het objekt kan uitstralen, omdat hij niet louter met het oog alleen ziet.
Reeds een paar malen heeft de kunstenaar aan grotere opdrachten mogen vorm geven en zo heeft Geenens grote decoratieve muurpalen kunnen uitvoeren voor openbare gebouwen, terwijl hem voor de periode 1947-1949, de prijs Constant Montald werd toegekend.
De kunst van Robert Geenens laat zich niet begrenzen door een beknopte definitie, zij volbrengt slechts haar rijkste afstraling door een rechtstreeks kontakt, omdat zij in zich verschillende waarden bergt.
Remi De Cnodder |
|