Poëzieclubkeuze
Science-fiction van een speelse vernieuwer
Het Dichterspanel van de Poëzieclub verkoos de nieuwste bundel van Paul Bogaert, de Slalom soft (Meulenhof|Manteau, 2009), tot de nieuwe Poëzieclubkeuze.
door Maria Barnas en Erik Lindner
De badmeester (in het Vlaams: redder) is zijn autoriteit kwijt en staat in zijn hemd. Paul Bogaert gaat die wedergang na in de Slalom soft. In een interview met Knack vertelt hij hoe hij zich in een gloednieuw ‘zwemparadijs’ afvroeg in wat voor soort vergaderingen zo'n paradijs tot stand komt: ‘We hebben drie plastic palmbomen nodig en ik zal een papegaai op de muur schilderen’.
Paul Bogaerts vierde bundel de Slalom soft is een doorlopend gedicht dat bestaat uit vijf delen. Elk opent met de aankondiging van wat ons daarin te wachten staat - en dat verhoogt het amusement en het leesplezier.
Waarin de werkmens zich op de dagtaak richt.
Waarin al wie niet werkt, een klant wordt.
Waarin een panter in beeld komt die rustig blijft liggen.
De titel van de bundel is ontleend aan de naam van een reuzenglijbaan, zo een met bochten en tunnels waar water doorheen sijpelt en kinderen gillend vanaf roetsjen. Daarnaast betreft Slalom soft een merk schuursponsjes. De bundel opent met een brainstormsessie over de naam van de glijbaan. Er valt een synoniem, zoals ‘de DoubleYou’, maar nee, dat wordt ‘te parenclub’ gevonden. En ja, die slalom soft dat is wel wat, ‘in een superzachte achterwaartse/ omarming gevat.’
Er is een grote discrepantie tussen wat een lauwverwarmde entertainmentshal moet worden en het kille bureau dat het zwemparadijs bedenkt. De communicatie op het bureau loopt niet van een leien dakje. De notulen van de vergadering worden bruusk afgebrand. Wie is er eigenlijk aan het woord? De personeelsmanager die wil dat er beter gepresteerd wordt? Een buitenstaander die commentaar levert? De dichter?
Paul Bogaert trekt brede humoristische registers open om de boel te laten ontsporen. ‘Nee! Af! Stoute Airbag! Niet hier! / Niet hier in de mime van steeds minder plaats!’ Over woorden wordt nagedacht, dat is onderdeel van de arbeid. We zijn in een artificiële wereld beland: de boom in de hal is van plastic en bij de ingang naast de parkeerplaats staat op een pijl het woord ‘ingang’. Er wordt veel hardop nagedacht in de wereld van de reclame. ‘Ik wil een vlinder zijn. / Ik blink als een sticker.’
Bogaert houdt ons een spiegel voor en toont ons het hedendaagse bestaan als zwempretpark. Zonder direct met een vinger te wijzen, duidt de dichter op het artificiële, het door anderen bedachte leven dat we vaak leiden. Tegelijkertijd laat hij de schoonheid zien van de absurde vormgeving van onze omgeving. Hij walgt en geniet, schopt en streelt. De ondertoon is kwaad, en dat geeft de bundel een enorme vitaliteit.
Het stroomt en buitelt in de gedichten. Bogaert schrijft ritmisch, meestal aanstekelijk en meeslepend, als in de taal van reclame, en soms ook opzettelijk stroef.
de Slalom soft is science-fiction. Het is een ruimtereis naar die rare wereld die men wel ‘het nu’ noemt. ‘Waar textiel is, zijn spoken,’ schrijft Paul Bogaert en: ‘Er is een persoonlijk invulveld voor twijfels.’
Het is een ongewone bundel, een bizar project, maar dat wil niet zeggen dat de Slalom soft ontoegankelijk zou zijn, integendeel. Net als in zijn eerdere bundels toont Bogaert zich een eigentijds dichter die de moed opbrengt de wereld van vandaag te laten zien in al haar absurditeit. Het is opvallend hoezeer hij afwijkt van poëtische tradities en hoe eigenzinnig en eigengereid hij te werk gaat. Paul Bogaert is een speelse vernieuwer en zijn gedichten zijn spannend en spitsvondig.