| |
| |
| |
Awaters Jaarlijstjes
Ware grootte gevolgd door Zwarte gaten en De zieken breken
De beste bundels van 2008
Uit het aanbod van het afgelopen jaar kozen Awater-redacteuren en -medewerkers gewoontegetrouw hun favoriete dichtbundels: Awaters Jaarlijstjes 2008. Precies zoals vorig jaar leveren twaalf lijstjes in totaal maar liefst 23 verschillende titels op. Er heerst dus ook dit jaar een grote verscheidenheid aan voorkeuren. Vijftien bundels worden slechts één keer genoemd. Vijf bundels worden twee maal genoemd: die van Schaffer, Boskma, Meuleman, Barmens en Gerbrandy. Eén keer vaker worden de bundels van Godijn en Verhagen genoemd. Vijf maal en daarmee het vaakst, wordt genoemd Ware grootte van Tonnus Oosterhoff. Deze bundel staat ook bovenaan ‘De Woordlijst 2008’ en Oosterhoff is daarmee de eerste winnaar van een gloednieuwe prijs: de Awater Poëzieprijs (zie pagina 25).
| |
Tsead Bruinja
Mijn favoriete bundel van het afgelopen jaar is Zwarth Gaten van Hans Verhagen. Op de tweede plaats komt Erik Jan Harmens met Gospels en Psalmen, gevolgd door Bedrieglijke dagen van Hester Knibbe. Deze bundels hebben iets ruws en meedogenloos. Het zijn alle drie geschikte kompassen in een tijd waarin we volgens Verhagen opnieuw de weg laten bepalen ‘door vreeskwezels en aartsverraders’.
| |
| |
| |
| |
Daniël Dee
Wouter Godijn: De zieken breken. Een bezwerende bundel, verslavend en bedrukkend. Herhaaldelijk smijt ik hem door mijn woonkamer, om hem vervolgens weer aan mijn borst te koesteren.
Alexis de Roode: Stad en land. De nieuwe Hadewijch in de Nederlandse letteren is een man en zijn naam is Alexis de Roode. Met zijn tweede bundel laat deze dichter zien dat hij ongelofelijk veel in zijn mars heeft.
Anneke Claus: Dat was dat. Prachtige verzen om voor te lezen aan je geliefde op huwelijksreis. Levert diepgaande discussies op. Levert geen garanties voor het standhouden van dat huwelijk. Werkt op een bizarre manier als afrodisiacum.
| |
Remco Ekkers
IJzerbijt van Hedwig Selles: gedichten op het scherp van de snede; zeer origineel en verrassend. Haar gedichten gaan dieper dan die van Verhagen. De zieken breken van Wouter Godijn: de dichter vertelt in deze bundel ook verhalen, net als in zijn roman, maar er zijn grote verschillen. Deze verhalen zijn compacter, dichter, en de beelden botsen sneller op elkaar. De lezer moet harder werken, maar krijgt daarvoor op de vierkante centimeter ook meer terug. Er is weinig aan de lente veranderd van Jane Leusink: het leven gaat door, het bloed blijft stromen, er is honger en verzadiging naar behoren en dat voelt allemaal vreemd genoeg als verraad. Men schaamt zich voor eigen leven, maar dat is natuurlijk onzin. Niettemin realiseert de dichteres zich dat de realiteit van de geliefde vervaagt en dat hij ‘meer en meer in beelden in/ beelden van beelden’, ja wat? Verschijnt? In beelden van beelden? Het is een treffende observatie.
| |
Edwin Fagel
Met de aantekening dat een aantal volgens mij (óók) belangrijke bundels nog ongelezen op de stapel liggen, kom ik tot de volgende keuze: Wouter Godijn, De zieken breken. Omdat dit een eerlijke, harde en moedige bundel is, die alleen in de verschrikkelijkste dooddoeners samen te vatten is - een kenmerk van zeer goede poëzie, volgens mij. Tonnus Oosterhoff, Ware grootte. Omdat deze bundel tegelijk speels en wrang is, tegelijk brutaal en ontwapenend, tegelijk barok en to the point. Martijn Benders, Karavanserai. Omdat deze bundel een veelvormigheid, eruditie en trefzekerheid bezit die je maar zelden bij debutanten ziet.
| |
| |
| |
| |
Thomas Möhlmann
Alfred Schaffer: Kooi. ‘Blijf bij de les. Weet je trouwens op wie je nu lijkt? Nee? Echt, de gelijkenis is sprekend.’ Een beklemmende verzamelplaats van citaten.
Tonnus Oosterhoff: Ware grootte. Minder speels dan Oosterhoffs voorgaande bundel. Maar ook speelser. En duisterder.
Toon Tellegen: Hemels en vergeefs. Tellegen bouwt voort aan zijn wonderlijke universum, waarin alleen alle kleine en grote dingen van het leven tellen.
| |
Janita Monna
Hans Verhagen: Zwarte gaten. Deze nu eens opzwepend muzikale dan ingetogen lyrische poëzie komt uit de tenen. Een duizelingwekkende bundel, met een weinig vrolijke boodschap, maar op z'n urgentst verwoord.
Alfred Schaffer: Kooi. Poëzie die nietsontziend is, die pijnlijk is en wrang. Overtuigende (proza)gedichten, met levendig absurde wendingen over liefde, afscheid, contact. Over er zijn: ‘We zijn live.’
Pieter Boskma: Het violette uur. In volle, meeslepende verzen schrijft Boskma indringend mooi over de liefde, verval, de dood, de stad en de natuur. Lyriek over verlangen en onmacht om betovering in stand te houden.
| |
Bertram Mourits
Hans Verhagen, in de bloei van zijn tweede (derde?) leven, schreef met Zwarte gaten alweer een dichtbundel met beelden en ideeën die de lezer bijna van zijn vrije wil beroven. Ware grootte van Tonnus Oosterhoff is in vrijwel alle opzichten een stap terug, maar had het nog bewegender, nog fragmentarischer, nog grappiger gekund? Ik denk het niet: terug is in het geval van Oosterhoff de goede kant op. Annemieke Gerrist: Waar is een huis, sterke gedichten in aangenaam los geschreven regels. (En warm aanbevolen maar om professionele redenen buiten mededinging: Vis, Vriendinnen, De zieken breken, Het leven van.)
| |
Ilja Leonard Pfeijffer
Erik Jan Harmens: Gospels en Psalmen.
Piet Gerbrandy: Vriendinnen.
Nachoem M. Wijnberg: Het leven van.
| |
Marja Pruis
Bart Meuleman: omdat ik ziek werd. Poëzie zoals die bedoeld is: de dichter tapt uit een ander vaatje. Hij staat er middenin én doet een stap opzij. Met een algehele ondertoon van een soort zoete aanvaarding van wat nu eenmaal is, en niet anders kan zijn dan dit.
Piet Gerbrandy: Vriendinnen. Onnavolgbare gedichten die als je je er eenmaal voor hebt opengesteld pure pornografie blijken te herbergen.
Ingmar Heytze: Elders in de wereld. De beste gedichten in deze bundel van de ongekroonde Dichter des Vaderlands zijn geestig, melancholiek, vormvast en lijken alles te zeggen wat er te zeggen valt.
| |
|
|