Wat leest...
Arie Boomsma
Foto: RVDA
Sommige mensen zit ook alles tegen. Ze zijn beroemd, zien er goed uit en zijn ook nog eens grootverbruiker van poëzie. Presentator Arie Boomsma (34) heeft het allemaal. U kent de EO-coryfee van ‘Veertig dagen zonder seks’, ‘Het Gesprek’ of het radioprogramma ‘Dit is de dag’.
Vergeeft u een hautaine Awater-medewerker de clichématige reflex, maar hoeveel oud-SBS6'ers kent u die Lloyd Haft en Tonnus Oosterhoff lezen? Zoals hij zelf al zegt: ‘Recensenten? Laat ze maar schreeuwen.’
door Thomas Blondeau
Google hem en één van zijn eerste vermeldingen op VipSpotting is dat hij bij Poëzie in Carré is gesignaleerd. ‘Daar was ik samen met mijn moeder. Zij is nog van de generatie dat gedichten er ingestampt werden. Daar heeft ze wat aan overgehouden; namelijk een liefde voor poëzie en de neiging om ieder dichtcitaat aan te vullen met het volledige vers.’ Die aandoening bleek echter niet acuut besmettelijk. Pas tijdens zijn studie in Indiana (VS), manifesteerde het virus zich.
‘Ik begon met de klassieken, de sonnetten van Shakespeare, dat werk. En je zit aan een Amerikaanse universiteit, dus ook Kerouac en Ginsberg kwamen langs. Maar ik ben eigenlijk pas de laatste vier jaar echt van poëzie gaan houden. Nu schaf ik iedere maand wel een bundel aan. Voor de vakantie heb ik de verzamelde gedichten van Vasalis gekocht en een bloemlezing van Hesse. En onlangs ook Deze poelen, deze geest, de nieuwe bundel van Haft.’
Boomsma staat ambivalent tegenover kritieken. ‘Door mijn tv-werk ken ik de geringe waarde van recensies. Laat ze maar schreeuwen, denk ik dan. Maar advies in bladen als De Groene Amsterdammer of Awater volg ik meestal wel op. Rob Schouten behandelt in Vrij Nederland altijd drie of vier bundels tegelijk. Meestal schaf ik uit zijn selectie dan één of twee aan.’
En het blijft niet bij kopen en lezen. Zo las hij in het kader van Amsterdam Wereldboekenstad de Nederlandse vertaling voor van Tsead Bruinja's Friese gedichten. Beginnen schnabbels in het poëziecircuit ook lucratief te worden voor BN'ers? Zo zijn Georgina Verbaan en Sacha de Boer al eerder gespot op poëzieavonden. Lachend: ‘Zoiets doe ik op puur vrijwillige basis. Sommigen in Nederland hebben de kunsten nodig om wat gewicht in de schaal te leggen. Misschien dat ze daarom hun prijs wat verzachten. Maar ik vraag er geen geld voor. Mijn schnabbels liggen meer in het symposiacircuit. Poëzie heeft voor mij ook meer met genot dan met werk te maken.’
Waarom koppelt hij dan niet het nuttige aan het aangename en presenteert hij geen boekenprogramma? ‘Zou ik ontzettend leuk vinden. Maar helaas: als ik een boekenprogramma zou willen doen, zouden veel mensen dat niet accepteren. Ze kennen me niet in de literatuurhoek. Misschien later. Het staat in ieder geval op mijn verlanglijstje.’
Zoveel liefde voor de dichtkunst riekt haast naar dichters-ambities. Boomsma valt stil, twijfelt. ‘Hier zit ik met een dilemma. Al ik zelf dichter was, zou ik het een belediging vinden als iemand uit een andere hoek zou zeggen dat hij ook wel eens een gedicht schrijft. Tegenwoordig schrijven criminelen, babysitters en nieuwslezers allemaal een boek. Maar schrijven is een ambacht, dat kun je niet zomaar. Ik probeer wel eens een gedicht te formuleren maar ik ben me ervan bewust dat het een vak is met traditie, stromingen, genres. Het is geen kwestie van ik doe het wel even.’
Heeft hij nog een reden waartoe hij al die poëzie leest? ‘In het lezen van poëzie zit een overwinning, een mysterieuze voldoening. Die voel je als je het ritme van de ontsporing kunt vinden dat de dichter probeert te bewerkstelligen. Of iets van zijn motivatie kunt vatten. Dat kan zich voordoen in de geloofsonderzoekingen van Willem Jan Otten, maar ook bij de vitaliteit van Tonnus Oosterhoff.’