In Memoriam
Hone Tuwhare 1922-2008
door Ilja Leonard Pfeijffer
Ik ontmoette Hone Tuwhare in Durban, Zuid-Afrika. Dat moet in 2001 geweest zijn. We waren beiden, samen met een vijftiental andere dichters van over de hele wereld, uitgenodigd voor het festival Poetry Africa. Alleen al zijn voorkomen was onvergetelijk. Hij zag eruit als een oude krijger, de veelbezongen held van grote stammenoorlogen uit een ver verleden, die zijn vele littekens met trots droeg en wiens ogen nog even fel vuur spuwden als in zijn beste jaren. Hij was een Maori. Toen ik hem zag werd ik bijna jaloers dat ik geen Maori was.
Al op de eerste avond dat wij met alle dichters bijeen zaten aan een lange tafel op het terras voor ons hotel aan de Indische Oceaan, werd hij met de grootste vorm van vanzelfsprekendheid door ons allen erkend als onze leider. Automatisch noemden wij hem ‘chief’. Met even grote vanzelfsprekendheid aanvaardde hij dit eerbetoon, om daarna rustig weg te dommelen in ons gezelschap en telkens precies op tijd wakker te worden wanneer er nieuwe drank ter tafel kwam. Het werd laat. De zomernacht bracht schuchtere hoertjes op de boulevard voor de hotels. Een van de dichters vond het tijd om zijn bed op te zoeken. Toen schoot Hone Tuwhare wakker en bulderde hij met de stem van de chief die geen enkele tegenspraak verdroeg: ‘You cannot go now. You must drink. We need women.’
Ik herinner mij ook nog een uitstapje, tegen het einde van die week, met alle dichters naar een of andere belangrijke Afrikaanse boom in de belangrijke Afrikaanse natuur. We moesten allemaal om die boom heen zitten en volgens een of ander Zulu-gebruik om beurten onszelf voorstellen. Iedereen was moe. Iedereen deed het met grote tegenzin. Toen de chief aan de beurt was, schrok hij wakker. ‘What must I do?’ vroeg hij. Hem werd verteld dat hij zich moest voostellen. ‘Okay,’ zei hij. Hij stond op en begon met luide stem in het Maori zijn complete stamboom te zingen. Daarna ging hij zonder overgang verder met het lied ‘You are my sunshine.’ Dat was onze chief. Het stomme voorstelrondje is niet meer afgemaakt. Het uitstapje was gered.
Elke avond liet Hone zich trouw met de dichtersbus naar het theater vervoeren om eenmaal in de zaal onmiddellijk in een diepe slaap te vallen. Het viel mij op dat hij elke avond zijn eigen bundeltjes in de zak van zijn colbert had gestoken, terwijl hij pas op de laatste avond stond geprogrammeerd. Toen ik hem daarna vroeg, zei hij: ‘You must always be ready.’ Het was de wijze les van de krijger. Overigens bleek dat hij geen flauw idee had wanneer hij aan de beurt zou zijn. Het interesseerde hem niet. En toen hij op de laatste avond wakker werd geschud, beklom hij het podium en gaf hij een van de meest indrukwekkende voordrachten die ik ooit heb bijgewoond.
Toen wij afscheid namen, gaf hij mij een bundel van hemzelf, voorzien van opdracht: ‘With best wishes for your continuing battles as a word-shaper and lyricist.’ Dat is pas een Opdracht. De chief had mij een queeste gegeven.
Pas toen ik thuiskwam en wat meer over hem ging lezen, begreep ik dat de chief de nationale dichter was van Nieuw-Zeeland. Hij was de Shakespeare van onze tegenvoeters.
Tuwhare in Rotterdam. Foto: archief Poetry International
Hij was geboren in 1922 in Kaikohe in de Nga Puhi stam (hapu Ngati Korokoro, Ngati Tautahi, Te Popoto, Uri-ohau). Hij sprak Maori tot hij op zijn negende na de dood van zijn moeder naar Auckland verhuisde. Op aanmoediging van de dichter R.A.K. Mason begon hij in het Engels te dichten. Zijn debuutbundel
No Ordinary Sun (1964) is tot op de dag van vandaag de meest gelezen poëziebundel in de Nieuw-Zeelandse literatuur. Het was die bundel die hij mij had gegeven. Op de sites die ik over hem raadpleegde, las ik over vele andere bundels, toneelstukken en verhalenbundels die stuk voor stuk jubelend bleken te zijn onthaald. Verder las ik over allerlei nobel en belangrijk werk dat hij had verzet voor de positie van de Maori's en voor onderdrukten in het algemeen. In de jaren daarna heb ik nog vaak aan hem gedacht en vaak over hem verteld. En dit jaar op mijn verjaardag, 17 januari, las ik in de Nederlandse krant een klein berichtje dat hij de dag ervoor was overleden.
Als eerbetoon heb ik No Ordinary Sun herlezen. Het is de poëzie van een chief. Het is vanzelfsprekend en vanzelfsprekend superieur. Het zijn gedichten die geen tegenspraak dulden. Maar ze zijn ook geschreven met de vrolijkheid en de compassie die ik van de chief heb leren kennen tijdens die mooie week in Durban. Het zijn wijze gedichten, die dingen begrijpen over de natuur en over mensen. Het zijn gedichten die ons een Opdracht geven. En wij zullen gehoorzamen, want het is een opdracht van de chief.
Voor meer informatie over Hone Tuwhare, zie: http://www.bookcouncil.org.nz/writers/tuwharehone.html