Sylvia Hubers (1965) schrijft sinds 1986 poëzie en (ultra)korte absurdistische verhalen. Na haar prozadebuut Doodskreten worden graag gehoord in 1988 publiceerde ze bij Uitgeverij Fagel twee dichtbundels: Men zegt liefde (2003) en Terug naar de apotheker (2005). Haar gedichten werden opgenomen in diverse literaire tijdschriften en bloemlezingen.
[pagina 27]
[p. 27]
Het kleed in de gang
Ik heb het kleed in de gang, ik heb
het kleed in de gang, het kleed in de gang
heb ik - en ik heb gezien dat het scheef lag -
niet rechtgetrokken, ik heb een uur, een uur lang
het kleed in de gang niet rechtgetrokken, ik heb
dat pas na een uur gedaan. De dokter zei dat het
niet nodig was, het kleed in de gang voortdurend
recht te trekken en het zou kunnen dat hij gelijk
heeft, het zou kunnen, maar hoe kan ik nou het
kleed in mijn hoofd rechttrekken als het in de
gang al niet eens recht ligt. Eerst de gang en dan
mijn hoofd. De dokter zei dat het kleed niet in mijn
hoofd hoort te zitten. Maar hoe krijg je een kleed
uit je hoofd. Uit de gang. Ja. Ik stel mij voor
hoe ik op een ochtend het kleed oprol het de trap
af laat hupsen en het op de stoep neerleg om door
Jan en Alleman mee te laten nemen. Maar hoe weet
ik dan dat het bij Jan en Alleman in huis recht ligt?
En hoe weet ik of ik zelf dan niet een ander kleed
neer ga leggen in mijn gang en dan zitten er twéé
kleden in mijn hoofd. De dokter zegt dat ik het kleed
expres scheef moet leggen. Ik moet naar de gang gaan
ik moet het kleed aankijken en het niet één centimeter
niet twéé centimeter, maar drie of vier centimeter uit
het lood leggen. En ik moet dan rustig gaan slapen.
De volgende dag moet ik wakker worden, constateren