Wat leest...
Bram Peper
Foto: Ries van Wendel de Joode
Hij was minister van Binnenlandse Zaken en burgemeester van Rotterdam. Hoogleraar Bram Peper (1940) promoveerde in de sociologie, schopte het tot het nationale amateurelftal, correspondeerde jarenlang met Gerard Reve en doorstond succesvol politieke roering. Aan Awater bekent hij zijn liefde voor poëzie en hoe Poetry International tot in India doorklinkt. ‘Wat daar in Rotterdam gebeurt, helpt dichters die elders gekneveld worden.’
door Thomas Blondeau
‘Nee, thuis lazen we geen gedichten. Ik kom niet uit een milieu dat vol zat met boeken. Daar hadden we gewoon geen geld voor; ik ben geboren aan het begin van de oorlog. Ik heb er ook geen herinnering aan dat dichtkunst ooit werd aanbevolen in mijn omgeving.
Ja, later ving ik af en toe wel eens iets socialistisch op van Gorter of Henriette Roland Holst. Of zo'n arbeiderslied, maar daar kon ik toch weinig mee. Ik vond het nogal pathetisch allemaal.
Medio jaren zestig ben ik meer gaan lezen. Het was toen sowieso een drukke, creatieve tijd vol politieke discussies en zo nu en dan poëzie. Ik wil me niet afficheren als een kenner van gedichten. Met citeren kom ik niet verder dan ‘Natuur is voor tevredenen en legen’.
Maar ik ben geabonneerd op Hollands Maandblad en zo blijf ik een beetje op de hoogte. Ik zou liever meer gedichten consumeren dan ik nu doe. Maar om dat achter elkaar door te lezen, dat valt me toch wat zwaar. En daarnaast moet ik zeggen - en dat ligt volledig aan mij - dat ik het soms allemaal wat vergezocht vind. Te ontoegankelijk voor mijn smaak. Lars Gustafsson, Joseph Brodsky, Leo Vroman, Remco Campert, daar hou ik van. En Szymborska, haar gedicht ‘Alles’ dat is zo... ja, dat... daar moet je dichter voor zijn om dat uit te leggen. En natuurlijk het werk van mijn goede vriend Gerard Reve. Van hem mogen ze wat voorlezen op mijn begrafenis.
Als burgemeester van Rotterdam kwam ik natuurlijk op Poetry International. Ik moet zeggen dat ik jaloers was op die bijzondere mensen daar. Een combinatie van verwondering en bewondering voel ik voor ze. Antjie Krog heb ik daar gezien, dat soort ontmoetingen maakte een diepe indruk op me.
Ja, Reve schreef wel eens dat ik het moest opdoeken omdat het te veel geld kostte. Maar dat is nu echt het laatste wat je moet opheffen. Het viel me ook op wat voor internationale uitstraling dat festival heeft. Toen ze in India hoorden dat ik uit Rotterdam kom, begonnen ze over Poetry. Want daar gebeurt, helpt dichters die elders gekneveld worden.’
Alles
een schaamteloos woord, opgeblazen van hoogmoed.
Het moet tussen aanhalingstekens staan.
Het doet alsof het niets overslaat,
alsof het bijeenbrengt, omvat en inhoudt en heeft.
Maar intussen is het niet meer dan
Wislawa Szymborska, ‘Alles’, uit: Einde en begin. Verzamelde gedichten (Meulenhoff, 2007).