Interview
Doe het met lichtheid
René Huigen over zijn voorkeur voor virtuoze poëzie
‘Op een gegeven moment weet niemand meer waar het over gaat.’ Wat de dichter René Huigen betreft, houden dichters op met morrelen aan de taal en bekwamen ze zich in klassieke poëzie. ‘Een goed gedicht biedt taalbeheersing en een rijkdom aan ideeën.’
door Arjen van Veelen
Of er ook een gedicht over Britney Spears in stond, werd René Huigen gevraagd tijdens een etentje. Of die vraag schertsend was bedoeld of serieus weet hij nog steeds niet. Het antwoord luidt in ieder geval: sorry.
De bundel Fysica voor dichters - in november verschenen bij De Bezige Bij, met als subtitel Een definitieve keuze uit de gedichten 1989-2003 - gaat vooral over poëzie zelf. En dat kan ook sexy zijn. Zoals een criticus vond: ‘Taal over taal en het verveelt geen tel.’
De heruitgave verzamelt het grootste gedeelte van de vijf bundels die hij schreef voorafgaand aan zijn lange, klassieke heldendicht Steven! (2005). De titel ontleende Huigen aan een natuurkundeboek voor dummies, ooit cadeau gekregen van André Klukhuhn: Physics for Poets, van Robert H. Marck. Vooral het hoofdstuk over golven intrigeerde hem. Een golf bedient zich van een medium - bijvoorbeeld water, lucht, porselein - maar is het medium niet. Je kunt een golf niet pakken. Zo ziet Huigen poëzie ook: pure, ongrijpbare vorm.
Er is nog iets dat Huigen aan de natuurkunde fascineert. Wanneer theorieën ingewikkeld worden, zoals de snaartheorie, grijpen fysici vaak terug op een metafoor om erover te kunnen spreken. Op poëzie dus. Huigen ziet poëzie dan ook als een niet-aflatende bron waaruit alles telkens opnieuw ontstaat. ‘Wat we ook bedenken, het zal altijd als Athene uit het hoofd van Zeus zijn.’
Zijn gedichten zijn niet obscuur. Experimenteren om het experiment is Huigen onwelgevallig. Huigen bedient zich graag van wat zijn voorgangers schreven. In zijn gedichten, en ook tijdens het gesprek in zijn bovenwoning in Amsterdam Oud-West.
Dichterisch wohnet der Mensch...
‘Dat heb ik als motto gekozen voor Paleis der Ingewanden, ja. Een Heidegger-citaat. Als hij over de poëzie van Hölderlin en Rilke schrijft, komt hij met het oud-gotische woord “buan”. Daar zouden “ich bin” en “ik ben” van zijn afgeleid. Heidegger bedoelt dat we zijn door te bouwen. Ik ben, dus ik bouw. En dat bouwwerk creëren we door middel van de taal, het enige instrument waarmee we onszelf, de wereld, en onszelf in de wereld kunnen kennen.’
Je omschreef jezelf eens als ontsnappingskunstenaar.
‘Als dichter bouw je ook je eigen gevangenis. Ik probeer in het gedicht altijd een ontsnappingsformule te creëren, een uitgang. Maar je kunt niet aan de poëzie ontsnappen. Zoals Gertrude Stein schrijft: “Every man that is proud of his own intelligence is like the condemned who is proud of his own prison cel.” Moderne poëzie tracht in het gedicht aan het talige bouwwerk te ontsnappen, maar dat is onmogelijk. Moderne poëzie is daarom de poëzie van het echec.’
Dat klinkt vermoeiend: je kruipt achter je laptop in de wetenschap dat je weer iets gaat timmeren waar je niet uitkomt.
‘Haha. Het klinkt vermoeiend, maar je doet het met al je gevoel voor humor; met esprit, brille. Italo Calvino zegt dat taal van nature de neiging heeft zwaar te zijn. Dus je moet het doen met lichtheid.’
Tien jaar geleden schreef je in De Revisor over de Horror Poeticus: dat een gedicht alleen binnen zichzelf waar is.
‘Dat was een allusie op de horror metafysicus van de Poolse filosoof Leszek Kołakowski. Dat we wel kunnen zeggen: “Ik denk dus ik besta”, maar niet: “Jij denkt dus jij bestaat.” Zo kunnen we ook het heelal alleen maar in zichzelf denken. Dat geldt ook voor poëzie, dat kleine universum. De waarheidswaarde van het gedicht betreft alleen de vorm.’
Waarom is dat horror?
‘Omdat poëzie daarmee tot zichzelf is veroordeeld. Maar je kunt het ook als een deugd beschouwen: poëzie bestaat omwille van de poëzie. Net zoals het volgens Aristoteles een deugd, een virtu, van het denken is, dat het denken alleen over zichzelf gaat. Overigens heb ik de laatste tijd meer waardering gekregen voor het virtuoze. Ik zou daar graag ook in de poëzie een lans voor willen breken.’
Wat bedoel je precies met het virtuoze?
‘Letterlijk: het deugdelijke. Een gedicht is de moeite waard voor een lezer omdat die vindt dat het deugt. Door de taalbeheersing, de rijkdom aan ideeën; de mate waarin de dichter in staat is die te combineren.’