Nieuw werk
Wouter Godijn
Haas in wording
Mijn lichaam staat op een kier. Zo goed?
Of toch maar wijd open. Beter. Om welkom te heten: jajaja!
daar komt de eerste letter al, een d...? Precies wat u dacht...? Nouwwww -
tis niet wat ik zelf in gedachten had. Ik wou een h
zoals sommige restaurants hun deuren voor je openspreiden als uitnodigende moederarmen
kommm dan kommm dan! Niets
als de vacht van een - een wat? - een dier.
Toe maar. Inspiratie zeker? Alles goed en wel
(als u nu even goed kijkt
ziet u hoe rijm er schielijk als een rat tussenuit knijpt) maar wat voor dier dan?
Weet niet. Geen dier denk ik
dat leuk is om beter te leren kennen. No troetelanimal.
Weet u, ik had een haas gillend op de maan af willen laten rennen
maar nu loop ik met die maan boven mijn hoofd rond te wankelen
als iemand die vergeefse pogingen in het werk stelt een lamp op te hangen.
Ach laat ook maar zitten. Laten we liever
nog us van die oude verhalen vertellen. Mobieltjes wel even af graag:
dat het interim-management er niet doorheen begint te kwaken. Over de prins:
hoe hij na honderden bladzijden de prinses bereikte, wakker kuste
openspreidde, verkrachtte, achter zich liet. Het ging allemaal zo snel
dat je er nog niet twee regels mee vol kreeg.
Net als u - u bent eigenlijk mijn prinses - bleef ze een beetje verdwaasd achter.
Dacht (dat kon ze best hoor, denken, al zou je het soms niet zeggen). Dacht:
dit voelt - ze zocht even naar de juiste woorden - of iets of iemand een bloederig
dood diertje heeft neergelegd tussen mijn dijen.
Zelf was ik inmiddels die lang verlangde, springlevende haas geworden en stelde tevreden vast:
dat een groot rennen in mij groeide.
Foto: Ronald Hoeben
Wouter Godijn (1955) schrijft poëzie en proza. Op zijn debuutbundel Alle kinderen zijn van glas (Contact, 2000) liet hij Langzame nederlaag (2002) volgen, destijds aangewezen als de eerste Poëzieclubkeuze. Zijn derde bundel, De karpers en de krab (2003), werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs en in 2005 gevolgd door Kamermuziek of de weg naar de onverschilligheid.
| |
Het gedicht over het vergeten gedicht
...ja, herinner me opeens de gehandicapte man,
zwaar en machteloos rolstoeler, zijn kleren (net als de mijne nu) altijd de weg kwijt,
verstrikt in elkaar, zijn uitpuilende, zoekende ogen,
zwemmend als kinderen die nog bang zijn voor het diepe achter een halve centimeter dik brillenglas,
zijn enorme drollen die een gelijkenis vertoonden met hermetische poëzie, het eindeloze, hopeloze wroeten
in de glibberige grotten tussen zijn maanlandschapachtige billen, die niet rein,
niet strontvrij te krijgen waren, mijn vader op zijn sterfbed,
opnieuw dit oneindige vegen, of je de drek
slechts verplaatste, op en neer en heen en weer en van boven naar beneden en van links naar rechts, maar weg?
dat nooit, en nu ben ik zelf zo, moet de plee
tijdens het vegen doortrekken omdat anders te véél papier, dat er hier
met verfijnd artistiek gevoel een compost, nee compositie
in de maak is, subtiel sluipvliegen de engelen naar hun hoogtepunt, ontgaat -
ik had een gedicht in gedachten, het moest heel lang,
bang dat het nu een zielig glimwurmpje is,
verdwaald en moederziel alleen in de zo veel langere gangen van dat immense labyrint, ijdeltuit, mijn hersens,
tijdens een van die zich weken voortslepende aanvallen van mijn ziekte, waarna namen kwijt Rabelais,
Kim Basinger Mitchell Sebald Marek van der Jagt Tom Hanks
boeken plannen ideeën afspraken, weg, allemaal weg, het gedicht begon,
herinner ik me, met een droom, ik droom dat ik 's nachts wakker word,
sluip de trap af, wek lampen (maar voor zachtjes
over hun glazen hoofdjes aaien heb ik geen tijd), bijkeuken in,
omkijken, nee, word niet achtervolgd, klik,
wasmachine open, kruip erin, deurtje dicht en dan,
als water binnenbuldert en het grote draaien begint:
wakker. Verder-verder? Een koor. O ja, er moest een koor in (in dat gedicht, niet in de wasmachine):
tweekeerklikkenonzevoordeelblikkenonzesiterage
zijdezachtstrontwegveegpapierdrieonskipfilet
indeaanbiedingenhupdoordemolenisnudrieonshalfomhalfgehaktaluwproblemenevenaan drukken
kuntudaarnazonderpijnwegscheren kan wel zijn
hoor ik u zeggen - met u bedoel ik u, poëzieconsument - hoe een golf van poep
steeds dichterbij komt wat je vergeet een droom een koor - maar de kérn
wat was de kern van dat gedicht? En opeens:
herinner ik het me en zou liever
meteen weer onderduiken in die zachte, haast zwoele vergetelheid
onzewasmachineisookgeschiktvoorgebruikalsinvalidewagen
onzeDVDspelerkuntuookinzettenalsmagnetrononzestoommaaltijden
volgoedebacteriënkuntuookindeplantenbakpleurenkomtervanallesop altijd maar tob-
ben over God maar stel nu dat de Duivel alléén de Duivel
| |
bestaat en het hele Godganse universum heeft gemaakt - bbbwwwaaarrrggg ben aan de schijterij - is dat niet veel
waarschijnlijker? Wist u trouwens dat er in de Romeinse tijd geen kinderen bestonden
die niet getraumatiseerd waren? Redeneringenredeneringenredeneringen
dag in dag uit proberen aan te tonen dat iets wat smerigsmerigsmerig
is toch met goede bedoelingen is geconstrueerd dddrrraaaaiii
ze om, die redeneringen, die naar het ongrijpbare graaiende dode takken, en de zon breekt
door en alles is plotseling groen en helder en zzzzooo
verrrleidelijk: het goede is het speelgoedpopje van het kwaad,
verkrachtbekeerdgemarteldvernietigdgewistgedeleet,
ze is: amusement! probeert u toch
onzehandigewisdoekjesbijdriepakkengratismultifunctioneelschuursponsje
verwijdertnietalleendeaangekoektepastarestenmaarkunjeookjeoverspannen
huidjemeepeelenmeteenmandarijnvoldoorzonsapinjevakmatigontrimpeldebek
en je rent voor je eigen gedachten uit als Bambi in het brandende braambos het màg-màg-màg
niet kloppen en als het klopt laat me dat dan tenminste niet beseffen metonzesnelbakkerhakker
nietalleenallesoortenmmmmmlekkerlekkergroentewinterwortelbleek-
selderijkoolraapmaarookdeknapperigehegendeknapperigebuurvrouwachterdeheg
eenheerlijkegroentehacheemetpikantestukjesvleeseneenfrisseafdronkiksmijt
wat goed & mooi is met handenvol tegelijk in de wijdopen muil van mijn achtervolger maar alles wordt fijn gesnipperd en dan -
zet ik Empyrian Islands op: vertel muze
waarom heeft de Duivel deze schoonheid toegestaan?
Ze haalt haar schouders op, eindelijk haalt ze haar schouders op, pakt
haar boek van een bijzettafeltje - wat zou ze eigenlijk lezen? -
houdt het boek voor haar gezicht. (Voor wie
het naadje van haar kous wil weten: geen titel,
zichtbaar, geen auteursnaam, en al helemaal geen uitgeverij.)
Overmoedig geworden ga ik verder: Welke geest
was in Herbie Hancock gevaren toen deze tovermuziek stroomde uit zijn snoeksnelle handen? Er zijn eilanden!
verkondig ik u, die aan de Heerschappij van de Boze zijn ontvallen, er is een kans,
denk ik, dat mijn gruwelgedachte niet meer klopt, dat iets zich beetje een beetje een ieneminibeetje
ontworstelt aan Zijn greep. En na dat woord - ‘ontworstelt’ - schiet
me opeens het einde te binnen
van mijn vergeten gedicht:
wakker. Maar deze keer is het géén droom. Ik sluip (als een engel naar zijn hoogtepunt)
de trap af, wek lampen (maar voor zachtjes aaien over hun glazen bolletjes heb ik geen tijd),
bijkeuken in, wasmachien open en nadat ik erin ben gekropen,
zie ik - anders dan in mijn droom zie ik aan de achterkant nóg een deurtje, van glas, en daarachter, achter dat tweede deurtje,
een landschap dat zich uitstrekt zo ver als mijn blik kan komen, groene lucht,
blauw gras, roze giraffes, gele olifanten, niets begrijp ik
wat ik ooit heb bedacht was waar, alles
was anders - en dan besluit ik heel lang op vakantie te gaan en ik doe het deurtje open.
|
|