hij maakt met een boos gezicht een blijf weg gebaar
naar de bijen, uit hout gesneden mannetjes.
Om het lijk zwermen bijen, uit de baard
zuigen ze nectar, ze zetten het lichaam rechtop om
in de todden naar honing te zoeken;
de lijfeigene gaat zich wassen bij het riviertje.
Bij de gravin verloopt de dag als een gemaakte
boswandeling in het wandelbos gemaakt lijk.
Je zet het liefst alles zo neer dat je alles gezien hebt.
Ze dwingt zich tot een glimlach en een vriendelijk woord.
maar die lucht, die lucht! Heel het bos is van hout.
Ze voelt romantisch, dwz. eenmaal daags
is ze zwanger en zal eraan sterven
De lust om de schrik te beschrijven
bij de vaststelling en de vaststelling zelf
dat aan de gladde beukenstammen in
het kasteelpark zelf de lichtval de overgangen
en de geur niet raken
zijn al bij alle andere in de vervangende bus
overgestapt. Verraden voelt zich de oude chauffeur,
glijden mijn handen over het vertrouwd ribbelig
stuurrad, kan ik het niet geloven,
niet wat mij overkwam,
dat het mij overkwam.
[pagina 29]
[p. 29]
Ik pak je terug, 't zij
met Alzheimer of kanker,
ik pak je terug...
Ik heb met een hond gevochten.
Het viel mee, het viel tegen, ik had verwacht
dat het meer mee zou vallen, met een hond vechten.
Het gevecht veranderde alles,
ik zoek mijn onveranderlijke zelf van voor de aanval
maar vind het niet.
Ik rijd op weg naar mijn werk steevast
langs de begraafplaats waar mijn ouders liggen.
De hond heeft vleugels en zitvlees.
Zelfs wie de voorzichtigheid zelf is wordt tevoorschijn gelokt:
een beetje vertrouwen, honingbeer!
We willen je slechts enkel helpen;
weet je, ik schenk je een kind!
Een troonopvolger. Jij moogt zorgen.
In overmoed heb ik me laten zien.
Ik lig in de greppel om mijn domheid te lachen,
het lukt me niet overeind te komen.
De voorbijgangers blijven, als ze tijd hebben,
grinnikend staan; zij prikken
met stokken in mijn flank.
Spannend lange nagels heb jij!
Alles wat ademtrapt waterhaalt
[pagina 30]
[p. 30]
Het spraakzaam, met eerbied behandelde mannetje
heeft geen handleiding bij de eigenschaploze storm,
echter weet en vreest welbespraakt
De stormen die je hebt beleefd minus
de stormen die je je herinneren mag
vormen het getal van de storm aan de andere kant
Met de beste wil van de wereld
ergens niet op zullen komen is
de storm aan de andere kant
Van al die wind heeft trouwens maar weinig het puntje
van je neus geraakt, je moeder had je goed ingepakt
tegen de beroemde tyfoon
Foto: Ellen Karelse
Tonnus Oosterhoff (1953) schrijft gedichten, verhalen, romans en essays. Zijn gedichten vanaf het debuut Boerentijger (1990; bekroond met de C. Buddingh'-prijs) tot aan de vierde bundel We zagen ons in een kleine groep mensen veranderen (2002; bekroond met de VSB Poëzieprijs) werden in 2005 verzameld in Hersenmutor (De Bezige Bij).