‘ach, iets!... gij hier... wat een mooie dag, vindt u niet?’
meeuwen vechten om een stuk brood,
krijsen zich doof
in de ondergaande zon
maar ik ben niets,
het verschrikkelijke niets dat niet bestaat,
fluisterend in het oor van de vanzelfsprekendheid.
Ontmoeting
Twee mensen,
ze ontmoeten elkaar, groeten elkaar
en vragen elkaar vriendelijk hoe zij zullen strijden:
op leven en dood?
of op iets anders?
en kort?
of langdurig, jarenlang?
Ze kiezen voor leven en dood
en voor langdurig, jarenlang,
wisselen enkele bloedige beleefdheden uit
en strijden,
en als er tenslotte niets meer van hen over is
groeten zij elkaar opnieuw
en vervolgen hun weg.
[pagina 27]
[p. 27]
Voorbij
Ik wandel en ga voorbij
en iedereen haalt zijn schouders op,
zegt: ‘Ach...’
frunnikt wat aan zijn eindigheid,
die bij niemand goed past,
en hervat de dagelijkste zijner bezigheden:
uitverkoren te zijn,
en zij die de voorzienigheid in haar finesses kennen
grijpen elkaar,
denken er hooi en zomer en het rood
van uitgetrapte schoenen bij
en rusten niet alvorens...
ik houd mijn pas in,
‘Nee nee! Voorbijgaan! U moet voorbijgaan!
U verstoort de onaanzienlijkheid der dingen!’
Ik wandel en ga voorbij.
Vaarwel
Dag almacht,
dag kleine onooglijke almacht van me,
naarstig scheppertje van illusies en duizelingen
met je grote kleine mond -
je hebt wonderen aangesleept,
dromen laten woekeren,
twijfels achteloos ontkend,
ga nu maar heen,
je hebt me grandioos bedrogen,
dankjewel
laat mij maar hier achter,
oud en onalmachtig
en zonder slinkse bijgedachten
en laat de zon de geesten maar verruimen
tot ze weids en onafzienbaar zijn
en leeg,
en een stofwolk de vijand verraadt
op weg naar mij
dag grote domme machteloosheid,
kom maar hier,
met je veel te grote voeten
en je grote domme vingers overal.
Toon Tellegen (1941) is in de eerste plaats een dichter, maar daarnaast ook een productief, gelauwerd en veelgelezen (kinderboeken) schrijver. Op zijn lijvige verzamelbundel Gedichten 1977-1999 (Querido, 2000) liet hij vooralsnog negen nieuwe dichtbundels volgen.