Awater. Jaargang 2
(2003)– [tijdschrift] Awater– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Uitwerpen en binnenhalen
| |
Het eerste koninkrijkDe koninklijke wegen waren koeienpaden.
De koningin-moeder hurkte op een kruk
en speelde de harpsnaren van de melk
een houten emmer in. De edelen,
met doorwinterde stokken, waren heer
en meester over 't achtereind van hun vee.
Maten waren nooit meer dan een karvol,
een kruiwagen- of emmervol. De tijd was
een achterwaarts herhalen van namen
en tegenslagen, slechte oogsten, miskramen,
overstromingen, branden, moorden, koehandel.
En wat als mijn rechten slechts golden
bij acclamatie, wat waren ze waard?
Ik sprong hoog en sprong laag.
Ze waren schijnheilig, meegaand.
En zaad en ras en afkomst delen
nog steeds de lakens, nog even
vroom en veeleisend en vernederd.
| |
MontanaDe staldeur stond open, de bovenste helft,
Toen ik over mijn schouder keek. Ik was vijf
En Dologhan stond te kijken hoe ik wegliep,
John Dologhan, de allerbeste koeienmelker
Die de buurt gekend heeft. Hij zong ‘De roos
Van Mooncoin’ met zijn hoofd langs de schoft
Van het beest. Soms liet hij zijn mes rond-
Draaien op tafel en als het lemmet stilhield
Met de punt wijzend naar mij, dan ontvouwde
Zich iets dat op een herkenning leek, zinloos
Als mijn herinnering aan hem achter die staldeur,
Oogkleppen in zijn hand. Toen al haast doorzichtig,
Een zwerver uit de Vrijstaat verslaafd aan gokken,
Een en al blik als de munten rezen en daalden
Op zondagochtenden onder Butler's Bridge
En tenslotte verdwenen in de dichte menigte
Van de kruis-of-munt school. Zonlicht schijnend
Op de verre einder, creosootbielzen en hete stenen.
En Dologhan, die ooit in Montana gewerkt had,
Op zijn vrije dag, in de koele schaduw van de boog.
|
|