Vladivostok en Jekaterinburg
Alexander Sergejevitsj Poesjkin is nooit in Vladivostok geweest, het Den Helder aan de Japanse Zee, waar de grote glijvlucht van mijn vriendin en mij langs berken en sparren begon. Vladivostok moest zelfs nog gesticht worden toen Poesjkin overleed.
Nicolaas en zijn familie in Jekaterinburg
Bewaar uw trotse duldzaamheid
Diep in Siberiës koude schachten,
Put moed uit droeve dwangarbeid,
De hoge vlucht van uw gedachten.
Als trouwe zus van tegenspoed
Zal hoop in onderaardse plekken
Uw nieuwe frisse moed opwekken,
De tijd maakt alle lijden zoet:
De liefde en de vriendschap gaan
Voorbij de donk're mijnensluizen,
Zoals tot uw gevangenhuizen
Mijn vrije stemgeluid komt aan.
De zware kluister valt een keer,
De kerkers storten in - de vrijheid
Onthaalt u aan de poort met blijheid,
Uw broeder legt het zwaard terneer.
(1826/7)
De Oeral heeft Poesjkin nooit gezien, evenmin als de jarenlang Sverdlovsk geheten miljoenenstad Jekaterinburg aan de voet ervan. De laatste tsaar van Rusland, Nicolaas ii, en zijn familie zijn er wel geweest. En hoe: in opdracht van Lenin zelf werd het hele gezin op 18 juli 1918 vermoord, op een steenworp afstand van Poesjkins ‘onvermijdelijke’ standbeeld aldaar, het door de Lonely Planet gememoreerde blauwbekbeeld: ‘Het wordt geacht de dichter weer te geven die midden in de nacht wordt gewekt door een vlaag van inspiratie, maar midden in de sneeuw lijkt de arme man alleen maar te kleumen van de kou’. Het toeval wilde dat we in Jekaterinburg bij de inwijding van het tot dan toe ‘Tempel op het bloed’ en nu officieel ‘Kerk voor alle heiligen van het Russische patriarchaat’ geheten godshuis aanwezig waren. In ronkende bewoordingen werd de eenheid van kerk en staat bezongen. Zoiets mag meer dan verdacht klinken in sinds eeuwen verlichte westerse oren, maar wij geven beide partijen het voordeel van de twijfel. Bedoelde eenheid is tenslotte verre te verkiezen boven de bloeddorstige eenheid van partij en staat die zeventig jaar heeft geduurd.
Misschien daardoor, door het ontbreken van gescheiden levenssferen, hangt nergens alles zo met alles samen als in Rusland. In elke gebeurtenis kan iedereen de hand hebben gehad. Een willekeurig voorbeeld uit een andere wereld dan die der poëzie: Eduard Streltsov (1937-1990), die onlangs zijn biografie kreeg in de beroemde, door Gorki opgezette reeks ‘Het leven van opmerkelijke lieden’, werd aan de vooravond van zijn uitzending naar de wereldkampioenschappen voetbal 1958 (in Zweden) gearresteerd voor een soortgelijk akkefietje als Patrick Kluivert veertig jaar later: verkrachting. Het verschil in vergelding (een taakstraf van 12 jaar zinkmijnen versus 120 uur papierprikken) is niet het enige wat in het oog springt; dit zou met enige goede wil nog aan het voortschrijdend inzicht van de tijdgeest kunnen worden toegeschreven. Nee, het gaat om iets heel anders: bij ons bemoeide Kok zich natuurlijk niet met de zaak, destijds in Rusland deed Chroesjstjov dat wel. In Rusland kan íédereen óveral achter zitten.
En dat is niet van vandaag of gisteren. In 1825 overleed tsaar Alexander
i plotseling, ver van Petersburg, de toenmalige hoofdstad. Het duurde weken voor het nieuws in de hoofdstad was. Broer Constantijn had geen zin in de opvolging, broer Nicolaas (
i) uiteindelijk wel. Aanleiding genoeg voor de ‘dekabristen’, de revolutionairen van de december-opstand, om op een goede dag op het Paleisplein voor de Hermitage opgewonden
Poesjkin-beeld in Vladivostok
bijeen te komen voor revolutie. De metten waren kort. Vijf adellijke raddraaiers werden opgehangen, honderdtwintig naar Siberië gestuurd.
Poesjkin ontsprong deze dans: hij wàs al verbannen wegens opruiende taal tegen het regime. Maar de dichter voelde zich zeer verbonden met de ongelukkige ‘mijnwerkers’ (dertien jaar dwangarbeid, daarna even lange verbanning; menigeen bleef toen maar, te meer daar hun engelachtige vrouwen hen waren gevolgd. Aan een van hen gaf Poesjkin een gedicht mee dat aldus begint: ‘Bewaar uw trotse duldzaamheid / Diep in Siberiës koude schachten,/ Put moed uit droeve dwangarbeid,/ De hoge vlucht van uw gedachten.’) De hele affaire werd door Poesjkin als een echte ‘dichter des vaderlands’ verzinnebeeld in het gedicht Arion.
Poesjkin-standbeeld in Jekaterinburg
Foto's en vertalingen: Arie van der Ent
Arion
We waren talrijk op het schip;
De zeilen stonden strak gespannen,
Eendrachtig haalden alle mannen
De riemen door. Met vaste grip,
Zo stond hij over 't roer gebogen,
De schipper stuurt de volle boot;
En ik zong lustig noot na noot
De roeiers toe... De gladde schoot
Werd plotsklaps door de wind bewogen...
Het scheepsvolk vond een wisse dood! -
Slechts ik, hun vreemde lotgenoot,
Ben door een vloedgolf uitgespogen,
Ik houd de oude hymnen Hoogachtend
En leg mijn natte priestertoog
Hier in de zonneschijn te drogen
(1827)