Werkwijze van de dichter
ô Ster der Zee, door uw gloed bestraald
Door Peter Holvoet-Hanssen
J.F. Helmers (1767-1813) hielp met de titel. Nu de introitus, niet als een missionaris maar toch met een missie. Een queeste in het teken van het getal drie.
1. En dat is één. Aan de rand van de poëtica schreef ik ooit ‘baldakijnen’ en ‘vliegende tapijten’, met een kwetsbare opstelling. Deze exploraties baadden in een eigen atmosfeer. Een beweeglijke leeshouding was vereist: een statische lezer viel uit de boot. De wetmatigheden ben ik grotendeels vergeten want als kaas vol gaten is mijn hoofd. Samen met enkele ‘drijvende doodskisten’ stolden de verzen tot de bloemlezing Strombolicchio. Het stollingsproces (1979-1997) moest en zou met een lelijke ‘fistel’ openbarsten en eindigen met een scheet. Maar er volgde nog een optocht - Rimbaud tamboerend in de Rue de Rivoli - en een waarschuwing: ‘de tovenaar’ zou komen, de donkerste kant van de mensheid uitvergroot. Bij de baard van Dutroux, hij vloog dwars door een torenflat als een kat op een ma-ma-ma-mat naar Bagdad en kijkt nu door de haviksogen van Bush. Maar de spiegel houdt ook ons in het oog.
Strombolicchio. Uit de smidse van Vulcanus vormt de beweeglijke ondergrond van een triptiek: een driedelige schotelantenne gericht op een ultieme melodie waarin geluk en lijden zijn vervat. De verzen moesten niet gonzen van die melodie (de gammele antenne wordt pas volgend jaar operatief, opgesteld op het ex-melaatseneiland Spinalonga), mij was het om de constructie te doen. Een organisme dat zichzelf in- en uitademt. Drie panelen van een minstreel voor zijn muze. Grenzen verkennend, soms overschrijdend om over de schuttingen te kijken - wat ik nog steeds recht en plicht des dichters vind.
En dat is twee. De schotelantenne, gebouwd op vulkanische ondergrond, heeft een wendbare zendmast die fladderende woorden aan elkaar schakelt: Dwangbuis van Houdini, een bundel met personages op of over de rand van een psychose. Een ontsnappingskunstenaar jongleert als een koorddanser met drie balletjes: een wit, een zwart en een rood. Tijdens de oversteek in het vagevuur des levens worden de uitersten verbonden. Van melige grappen naar de grootste gruwel, vaak in één gedicht. Geween én feestgelach weerklinken in de hemel volgens H.-H.
En dat is drie. Een speelse maar bijterige vos moest nog de schotel op de antenne plaatsen, wolkenwaarts: de bundel Santander. Maar ‘het einde wordt begin’. De vermetele zanger Santander die op weg is naar de onbereikbaarheid en speelt met echo's van Strombolicchio en Houdini, zingend voor zijn Beatrice (en die van Dante en van Harry Houdini): deze anti-held lost op in de muziek en belandt weer in The Big Sleep, in ‘het kabinet van Persephone’. Een wachtkamer in een denkbeeldig station tussen materie en anti-materie. Daar halen niet ongevaarlijke narren, als aartsengelen verkleed, alles onderuit. De glijbanen die zorgvuldig uitgetekend zijn, spelend met toeval én niet-toeval. Ook de gedisciplineerde ontboezemingen uit Santander. Ze doorbreken met plezier de opgebouwde symmetrie. Zo blijft de schotelantenne flexibel.
2. Onderweg tuimelt de dichter door poorten van helse en hemelse nu-momenten dwars door tijd en ruimte, valt hij op zijn bek, krabbelt hij recht, bouwt hij zich op en breekt hij zich weer af. Hij sprokkelt als een strandjutter schuimende verzen bijeen, spint collages tot een web van 3 keer 33 gedichten - met gaten, gemaakt door een om ter verste plassend, zevenjarig jongetje. Opgejaagd en uitgeput droomt hij van het oude heiligdom Whalebone Alley op Yttygran Island. Hij wil plonzen in de 16 aquaria van het Maritiem Museum van Santander. Hij voelt de bevende hand van Jacobus Faveure - tamboer van het 4e Bataljon van het 122e Regiment te Santander - die op 19 mei 1810 een brief schrijft naar zijn moeder. Hij strompelt naar de oude badstad, geteisterd door de Spaanse Burgeroorlog en de grote brand van 1941. De haven staat symbool voor een doorbraak van een filosofie in het teken van het getal 3. Voor deze dichter is dat niet 1 + 2 maar het volgen van de vonken in de rode kracht die knettert tussen de tegenpolen. De smidse gloeit solferinorood. Laag bij de grond en hoog boven een bloedbad worden statische en dynamische kwaliteit (Robert Pirsig) versmolten.
Laat ons klinken. En linken: wit met zwart, de vitaliteit van François Rabelais met de intense eenzaamheid van Cesare Pavese. Pavese vertaalde Herman Melville maar schreef ook lang voor zijn zelfmoord in het gedicht ‘Ochtendster’: ‘(...) De traagheid / van het uur is meedogenloos voor / wie niets meer verwacht’ - sommige sporen lopen dood of duiken later toch weer op, in andere vormen. Zoals de wolken. Wolken zijn ongrijpbaar. ô Wat is het vermoeiend mijn werkwijze te beschrijven!
Ontsteking van de appendix. De bewegingsclimax van het gedicht ‘De hemel volgens Beatrice’ staat hier niet afgedrukt maar kan u terugvinden in de betere bibliotheek op p. 29 van Santander. Een wolkje in de vorm van een oog verschijnt rechtsboven, belandt in het midden van de pagina en is linksonder bijna verdwenen.
Wat haalde ik in mijn hoofd? Iemand die Beatrice noemt, sterft en belandt in Aristophanes' Wolkenkoekoeksoord. Zij trekt de wolken open en spreekt ons toe: ‘piep / door de / wolken daar / heb ik gewoond / waar nu een baby / wordt verschoond / omhoogkijkt / naar mijn / oog’.
3. Zou nog kunnen vertellen over La Magdelena bij Santander - waar ik nooit geweest ben. Over Maria Magdalena, gedragen door de engelen: samen met drie putti zweeft zij naakt boven een leeg Europees landschap. Over de zwarte Madonna van Boulogne-sur-Mer, beschermd door een wolk... Maar de lezer die sporen blijft zoeken kan gaandeweg verdwalen. De lezer die mee op avontuur gaat, beleeft het.
Ik sluit af met de technieken gehanteerd bij onderstaande 16 versregels. 3 strofen met gestage, jambische golventred. Elke regel 16 syllaben: een knipoog naar ‘Reintje en de liefde’ uit dezelfde bundel - net voor de muze in slaap valt en gedichten als wolken voorbijdrijven. Waarom? Tijdens een cours d'amour in Carcassonne luidt de opdracht van de gravin voor de troubadour: elke regel 16 lettergrepen. En: ‘hels en hemels moet de toon’.