‘Schrijf eens wat leuks,’ hadden ze tegen Maarten Biesheuvel gezegd op het Academisch Ziekenhuis in Leiden, waar hij in het begin van de jaren tachtig een baantje had als kantoorklerk. En Biesheuvel was zo goed niet, of hij schreef ter plekke ‘De zekerheden van de parasiet’, geheel gesteld in parodistische, platte spreektaal: ‘Er mot een zuignappie zijn.’
Biesheuvel publiceerde het gedicht in 1982 in het tijdschrift Centrum, het huisorgaan van het ziekenhuis, onder het pseudoniem D. Blijn. Die naam was op natuurlijke wijze voortgekomen uit een eerder gedicht in hetzelfde blad, getiteld ‘De zebra’. In dat vers had Biesheuvel een aforisme van Stanislaw Jerzy Lee in zijn eigen woorden herverteld. Het pseudoniem had hij gevonden door een naam te zoeken die rijmde op het slotwoord ‘fijn!’. Dat werd ‘Blijn’, voorzien van de voorletter D., want een dichter moet immers een voorletter hebben. De verzamelde gedichten van D. Blijn werden in 1983 onder de titel Tussen mensen tussen dieren gebundeld in een leporello-boekje van de Ter Lugt Pers. Oplage: 44 exemplaren.
Het derde gedicht op deze pagina, ‘Angst’, werd eveneens gepubliceerd in Centrum. Biesheuvel knipoogt nog naar de naam van het tijdschrift in het laatste woord van de laatste regel. Ook ‘Angst’ ontstond op verzoek van Biesheuvels collega's, nadat hij hen had verteld dat hij een angstaanval had gekregen toen hij de dag tevoren op de fiets onderweg was naar de Amsterdamse woning van Karel van het Reve en diens vrouw. Een ritje dat hem nu nog heugt - en ons, via dit gedicht. (Onno Blom)
De zekerheden van de parasiet
Je mot de ruimte hebben
Je mot kenne vliege
Vleugels ken je niet missen
Er mot een zuignappie zijn
Mensen, dikke warme mensen met veel bloed
Ze motten je niet dood slaan
Wij hebbe voorrang, we hebben Jezus Christus al geprikt
Die met drugs worden overgeslagen
Wij ontnemen de mense hun moeilijkheden
Het is net als aderlaten, zoiets
En eens per jaar jarig met bloedworst
Zieke parasieten worden uitgestote
Kogelstote mot je niet aan beginne, daar zijn we te klein voor
Als ze slape mot je ze pakke
Wij hebben een vakbond van parasiete
Dracula was maar een kleine jonge, hij kon niet eens vliege
De zebra
Ik ben een zebra
dat is niet leuk
die strepen,
bah
stapel word je ervan
nu ben ik achter
tralies gaan zitten
en probeer de schaduw
precies op mijn
strepen te laten vallen
zo ben ik
net een wit paard
fijn!
Angst
Op weg van Leiden naar Amsterdam
ben ik in de Bijlmer blijven steken
ik rijd op de fiets nu al uren om en om
en wie ik de weg vraag blijft stom
wie helpt?, hier zijn alle mensen leken
beton, auto's, hoge lange huizen, rechte wegen
alles zo afschuwelijk strak
Shell, Albert Heijn, Vredestein, Versteeghen
ik rijd als op een ijsbaan, vrees het wak.
Nu kunnen alleen pillen me helpen
het potje reeds uit de kleding opgediept
mijn geest met rust overstelpen
een vis die aan het haakje hijgt en piept
mijn blik valt op een geel etiketje
‘deze pillen kunnen de beïnvloeding rechtvaardigen’
dat zou de overtreding van een wetje
‘deze pillen kunnen de rechtvaardigheid beïnvloeden’
een bevrijdende lach breekt door
ik heb nu drie pilletjes op
en voorwaarts gaat het, hop hop hop
levend langs de dodenstoet, voorop mannen met hoge hoeden
‘deze pillen kunnen de rijvaardigheid beïnvloeden’
nu fiets ik weer uitstekend hoor
de prikkels in het thalamexeïsche cortexcentrum zakken langzaam af