Wat bezielt
Door Thomas Möhlmann
U verschijnt geregeld op literaire festivals met een tas vol meegebrachte boeken, waarin een citaat of een krabbeltje van de optredende dichters moet komen te staan. Zou u een ‘handtekeningenjager’ genoemd kunnen worden?
‘Het gaat niet alleen om het verzamelen van handtekeningen, het is méér dan dat. Anders dan een schilderij heeft een boek een grote oplage en blijft het iets anoniems. Op dit bundeltje staat wel “Willem Jan Otten”, maar wie ís Willem Jan Otten? Als hij er nou iets inzet, waarvan ik denk: daar heeft hij mij mee geraakt, dan staat hij ineens dichterbij. Wanneer ik hem om een citaat vraag, dan hebben we het daar even over en dan is er een kleine klik, een korte uitwisseling, waardoor het werk er iets bij krijgt.’
U vraagt altijd specifiek om díe regel of díe zin?
‘Ja. Vorige week ontmoette ik bijvoorbeeld Guillaume van der Graft. Hij schreef “zelfs een vlam heeft houvast nodig” en ja: juist dát beeld wil ik er dan in hebben. Het is het vragen om een boek uniek te maken, zodat het even net lijkt alsof het speciaal voor mij is geschreven. Daarnaast gaat het me ook wel om het uitlokken van een ontmoeting.’
Is ‘ontmoetingzoeker’ misschien een goede omschrijving?
‘Ik denk dat dat een stap te ver gaat. Het moet wel echt over het werk blijven gaan. Het geroddel, de anekdotiek, daar heb ik nog steeds niets mee. Ik koop ook nog altijd geen biografieën.’
Gaat uw vrouw vaak met u mee als u naar een literair programma gaat?
‘Heel vaak, al was het maar omdat ik zelf geen auto rijd. Op zo'n avond ziet ze me dan met enige gêne aanrommelen...’
Maar in zekere zin bent u er toch juist dankzij haar mee begonnen?
‘Ja, eigenlijk wel. Als historicus probeerde ze me altijd al bij te brengen dat mijn louter tekstgerichte benadering wat eenzijdig was. Voor mijn zestigste verjaardag heeft ze toen die stunt uitgehaald... Ze is voor mijn boekenkast gaan staan, pakte een rij schrijvers eruit die er behoorlijk bezet instaan en schreef ze een briefje: wilt u een zinnetje opschrijven voor mijn man die jarig wordt? Tot mijn verrassing hebben veel mensen daar erg enthousiast op gereageerd. Kijk: deze reactie is van
Jan Eijkelboom. Rutger Kopland stuurde dit kaartje uit Frankrijk, waar hij op vakantie was. En deze is van Gerrit Komrij, uit Portugal. Op mijn verjaardagsfeest heeft ze me die hele verzameling gegeven, natuurlijk ook een beetje om gelijk te krijgen: zie je nou, ook dit is niet onbelangrijk!’
Een liefdevolle manier om iemands perspectief te verzetten.
‘Ja, ik ben haar daar nog steeds dankbaar om. Ook omdat de mensen die reageerden, zo duidelijk lieten blijken het initiatief te waarderen. Boeken en gedichten zijn altijd verweven geweest met de ontwikkelingen in mijn leven. Door zijn of haar werk kan een auteur mij daardoor al jaren erg dierbaar zijn. Ik had er eerder nooit bij stilgestaan dat zo iemand het leuk zou kunnen vinden dat te weten.’
En sinds die ontdekking kiest u voor een persoonlijker benadering?
‘Eerder had ik dat nooit gedurfd, omdat ik er een veel te verlegen natuur voor heb. De eerste die ik echt ontmoette, was Gerrit Krol. Ik was altijd al een zeer groot liefhebber van zijn werk, maar bij onze eerste ontmoeting bleek tot mijn verbazing de klik wederzijds te zijn. Ons gesprek, dat uitsluitend over zijn boeken ging, maakte ook bij hem iets los. Dat heeft denk ik ook wel met mijn manier van lezen te maken. Van auteurs die ik goed vind, lees en heb ik echt álles.’
Bent u wel eens teleurgesteld geraakt? Dat bij een ontmoeting de persoon helemaal niet strookt met het beeld dat u op basis van zijn werk van hem had?
‘Nooit. Maar ik verwacht ook niet veel. En het is natuurlijk aan de ander om te bepalen hoe ver een contact gaat. Soms blijft het bij een eenmalige ontmoeting, soms ga je elkaar vaker zien. Emma Crebolder bijvoorbeeld, die woont hier niet ver vandaan en die komt soms gewoon binnenfietsen. Dan spreken we samen over kladversies van haar nieuwe gedichten. Ik vind het ook wel een eer, dat ze me als lezer blijkbaar zo vertrouwt. Ook mijn contact met Eva Gerlach beleef ik met zo'n mengeling van vriendschappelijkheid en bewondering. Het is natuurlijk het mooist als er echt een soort wisselwerking ontstaat. Ik ben trouwens wel steeds meer een poëzielezer geworden, juist doordat ik er persoonlijker bij betrokken raakte.’
Komt er ooit een moment waarop er van iedereen van wie dat nog mogelijk is een krabbel in de boeken staat?
‘Nee, ik ontdek steeds weer nieuwe schrijvers en dichters. Ik herlees wel veel en ik hou een aantal mensen helemaal bij, maar ik ben ook altijd nieuwsgierig naar nieuwe auteurs. Dat vind ik ook het mooie aan literaire festivals, waar ik vroeger nooit naartoe ging: dat je daar mensen kunt zien en horen waarop je op een andere manier nog niet geattendeerd had kunnen worden. In mijn boekenkast staan ook veel jonge mensen met tot nu toe één bundel. Sommigen van hen raken weer uit mijn belangstelling, terwijl ik anderen echt vanaf ongeveer het begin kan blijven volgen. Alfred Schaffer bijvoorbeeld, een moeilijke dichter, vind ik, maar zeer indrukwekkend.’
Van welke jongere hedendaagse dichters houdt u nog meer?
‘Dat zijn er tamelijk veel. Mark Boog bijvoorbeeld, en Pieter Boskma, hoewel die me soms iets te romantisch kan zijn. René Puthaar. K. Michel. Van die mensen probeer ik inderdaad alles bij te houden. Wie ik trouwens ook graag nog eens zou ontmoeten, is Eriek Verpale. Daar heb ik alles van, geloof ik. Het lijkt me prachtig om eens te zien wie dat nu precies is, en om hem te vertellen dat ik hem erg graag lees.’
‘Dat brengt me ten slotte op een mooi recent voorval. Ken je Marianne Aartsen? Ze is een beeldend kunstenaar die ik erg goed vind, en ze werkt wel eens samen met Eva Gerlach. Ik gaf haar een boekje van Verpale en zij had dat weer aan Gerlach meegegeven toen die op vakantie ging. Vanuit haar vakantieadres stuurde die me vervolgens een kaartje, dat ze aan de opdracht in het boek had gezien dat het van mij kwam en hoe getroffen ze was door de schoonheid van Verpales tekst. Zoiets bevestigt voor mij het gevoel echt een uitwisseling, een wisselwerking te hebben.’